Afscheid van de Balkan

Belgrado – Budapest

Huizen in de Vojvodina in verschillende kleuren

Na het afscheid van Yiting reden we onder de regenwolken van Belgrado naar het Noorden, naar Novi Sad. We kwamen door de Vojvodina. Het gebied ademde diversiteit: bij iedere plaats zag ik plaatsnamen in het Servisch, Kroatisch, Hongaars en nog een taal die ik niet kon thuisbrengen. We reden door Roma dorpjes en stadjes met gepleisterde huizen in verschillende kleuren.

Mirko

Het landschap had veel weg van de Hollandse polder, en dat kwam ook door de Hollandse wind. Windkracht 6 blies ons bijna omver. Toen het aan het eind van de middag ook nog regenen, had ik er genoeg van en boekte snel een kamer in de boerderij van de Servische econoom Mirko. Terwijl de wind om het huis blies, schonk hij me zijn zelfgestookte raki in. Hij vertelde me dat hij Hongaars, Tsjechisch en Kroatisch bloed had. Toen ik hem zei dat ik in de jaren ‘80 vaak in het voormalige Joegoslavië was geweest, schudde hij zijn hoofd: ‘Toen waren we nog groot.’ Net als vier jaar geleden in Bosnië viel het me op dat mensen niet met boosheid terugkeken op het verleden, maar eerder met verdriet.

Viaduct in Novi Sad

Nadat Mirko Amma de volgende dag uitgebreid had geknuffeld, begon ik de volgende dag met frisse tegenzin opnieuw een dag tegen de Noordenwind in trappen, maar na de stad Novi Sad hielp de Sultans Trail me: die boog af naar het Westen. In vliegende vaart reden we naar Kroatië. Ik maakte me zorgen of ik met alleen een Georgisch vaccinatiebewijs de grens wel over mocht, maar net als vijf jaar geleden waren de Kroatische mensen lang niet zo streng als hun regels. De enige die aan de grens alle medische papieren moest laten zien, was Amma.

Na vier jaar weer terug in Kroatië

We reden Kroatië binnen, de EU weer in. Bij de eerstvolgende stad zag ik vlak voor een ziekenhuis een verlaten tent. Het was een overblijfsel uit een verleden vanenkele maanden geleden, maar het voelde alsof het jarenlang achter me lag. Toen ik Nederland en Europa had verlaten, waren dit soort tenten nog volop in gebruik om mensen te testen of verklaringen in te laten vullen. Nu stond dit reliek uit het Covid verleden er leeg en ongebruikt bij. Meteen moest ik denken aan de woorden van een vriendin van een jaar geleden, die ik ook in het boek had opgeschreven: ‘Als jij over een jaar terugkeert in Nederland, is de wereld compleet veranderd.’ Hoe waar was dat. Europa was uit de lockdown gekomen, er was een oorlog die het continent compleet op z’n kop had gezet. Maar dat was niet het enige. Het verschil was nog groter doordat ook ik veranderd was. Ik was meegegroeid met een wereld die buiten Europa lag. In Georgië had ik nergens zulke Covid tenten gezien. Daar wachtten de mensen in lange rijen voor het ziekenhuis. Bijna een half jaar was dat mijn wereld geweest. Hoe zou het zijn om weer te wennen aan mijn oude wereld, die ook nog eens verschilde van degene die ik een half jaar geleden had achtergelaten? Misschien moest ik me maar instellen op het idee dat ik niet terugkeerde naar huis, maar naar een nieuw land ging waar ik nog nooit was geweest: Nederland 2022.

Overnachting in verlaten huis

Tien kilometer voor de stad Vukovar vroeg ik bij een café of ik de tent mocht opzetten op het grasveld ernaast. Een van de dorpelingen trok me naar buiten en bracht me naar een verlaten huis. Binnen stonden wat tafels, stoelen en twee kasten. ‘Hier kun je slapen, beschermd tegen de wind’, gebaarde hij. Ik veegde de kamer, maakte hem een beetje gezellig met mijn fietslamp en twee zeilen en kookte er een maaltijd. Ik was beschermd tegen de wind, maar voelde me niet helemaal prettig. In dit gebied was de oorlog met de Serviërs het heftigst geweest. In die jarenlange strijd was een deel van de Kroatische families vermoord, andere gevlucht. Veel Serviërs die hier hadden gewoond, waren na de oorlog vertrokken. ‘hier zit vaak een heel verdrietig verhaal achter zo’n verlaten huis’, zou een ober in het restaurant in Dakovo me twee dagen later vertellen. Welk verhaal zat er achter dit huis?

Kapot geschoten huis met gedenkteken

De volgende dag reden we naar Vukovar. In de stad en bijna alle dorpen die volgden, reden we langs gebouwen met kogelgaten, langs kapotgeschoten en verlaten huizen. Ik moest denken aan de Bosnische steden waar ik vier jaar geleden doorheen gereden was. De terugweg naar huis door Europa voelde als een surrealistische ervaring. We reisden terug naar huis, terug in de tijd. Hoe dichter we weer bij huis kwamen, hoe dieper ik in het verleden groef. De reünies met de landen en mensen die we eerder hadden ontmoet, lagen steeds verder terug in het verleden. Aan het begin van de terugreis hadden we in Georgië Nana Gogochuri weer teruggezien, die we pas drie maanden eerder hadden ontmoet. Twee maanden later zagen we Bulgarije en de acteur Valentin weer terug, die we acht maanden ervoor hadden ontmoet. Nu keerden we terug naar Kroatië, nog verder in het verleden: vier jaar terug. Ik trapte de fiets langs graven uit dezelfde oorlog als de graven die ik in Bosnië was tegengekomen.

Amma in 2013 in Bad Nieuweschans en in 2022 in Belgrado

Met iedere kilometer dichterbij huis ging ik verder terug in de tijd. Een tijd waarin Amma jong was en nog kon zien. Een tijd waarin ik het lichaam van een vrouw verliet en een nieuw leven inging. Deze terugreis naar huis voelde daarmee als een terugkeer naar mezelf, naar de plek die ik moest verlaten om mezelf en de oorsprong van Europa te vinden.

Lintdorp langs de weg vlakbij Osjiek

We reden door lintdorpen die me herinnerden aan de dorpen waar ik als tiener in de jaren ‘80 doorheen was gereden. Op de achterbank van onze Fiat zat ik geperst tussen mijn broer en zus, op weg naar Griekenland door het toenmalige Joegoslavië. Onderweg stopten we bij pompstations met meestal viezige WC’s en een onverschillige bediening. De weg waarover we reden, heette de Dodenweg. Het grootste deel daarvan was een tweebaansweg waarover trekkers, vrachtwagens en karren met paarden reden. In de zomer kwamen daar op de Dodenweg toeristen en Turkse families in busjes bij, die naar hun geboorteland reden. Op die tweebaansweg haalde iedereen elkaar in, en dat ging niet altijd goed. In slalom reden we daardoor vaak om auto’s heen die die inhaalmanoeuvres niet overleefd hadden. Soms werden we omgeleid over stoffige landwegen met kuilen, waardoor mijn broer, zus en ik op die achterbank door elkaar werden geschud bij een snelheid van twintig kilometer per uur… als we geluk hadden. Want soms zakte een van de busjes of vrachtwagens voor ons door zijn as en stonden we op de zanderige landweg urenlang in de file te wachten totdat het voertuig werd weggesleept. Afgepeigerd en bezweet kwamen we dan in het donker aan in Novi Sad, waar de volgende dag op de vierbaansweg gelukkig weer het gaspedaal kon worden ingetrapt. Wat had ik toen een hekel aan dit stuk van Europa…

Dakovo

Het was dus geen liefde op het eerste gezicht met de Balkan. Maar de afgelopen jaren was ik gaan houden van de landen die vroeger Joegoslavië waren. Inmiddels is de Dodenweg een vierbaansweg. Enkele kilometers van die nieuwe snelweg trapte ik nu de fiets naar het Noorden, richting Hongarije.

Aan het eind van de dag kwamen we aan in Dakovo, wat een heel leuk stadje bleek. Moe en koud bereikten we net voor de regen een klein appartement waar de eigenaar ons met open armen ontving. Ik was zo moe dat ik achter mijn eten in het restaurant in slaap viel en besloot er een rustdag te nemen.

Kamperen op 30 km van de Hongaarse grens

Helemaal opgeladen vertrokken we twee dagen later uit Dakovo, met in de fietstas een halve zak appels van de eigenaar voor mij en twee zakjes kattenvoer voor Amma: voor precies gedoe over hondenvoer is geen plek in Kroatië. Dertig kilometer voor Hongarije eindigden we in de heuvels op een prachtige camping, waar we de enigen waren. Terwijl het eindelijk een beetje opwarmde, reden we in de zon de dag erna Hongarije binnen. Meteen miste ik de rommeligheid en de warmte van de mensen uit de Balkan. Een land lag voor me waarin alles goed geregeld leek, waarin de supermarkten nog groter waren en nog meer aanbod hadden. En ik was nog niet eens in Nederland.

Mohács in Hongarije

Ik was blij dat ik op de fiets naar huis was gegaan. Stel dat ik in één dag met het vliegtuig van Tbilisi naar Nederland was gevlogen. Ik probeerde me voor te stellen hoe de overgang van de Georgische rommeligheid naar Nederlandse georganiseerdheid dan zou zijn. Dan had ik vast een mental breakdown gekregen. In de eerste grote stad schrok ik wakker uit deze overdenking, toen een automobilist me de weg aftoeterde en driftig gebaarde dat ik netjes op het fietspad moest rijden. Oh ja, een fietspad.… In de afgelopen negen maanden was ik gewend geweest de weg te delen met auto’s, vrachtwagens en paard-en-wagens. Daar had ik niet alleen de noodzaakgehad om zelf mijn plek op de weg in te nemen tussen de auto’s, maar ook de vrijheid. Die vrijheid moest ik hier vanaf Hongarije inleveren, en met tegenzin zochten mijn ogen naar een fietspad langs de weg. Na ruim honderd kilometer bereikten we aan het eind van de dag de stad Szekszárd, waar we logeerden bij een Hongaarse fietser en zijn vrouw.

Nederlanders onderweg

De volgende dag hadden we 115 km te gaan. Over de vlakke puszta schoot het lekker hard op, maar aan het eind van de dag maakte een harde tegenwind een eind aan de illusie dat ik op tijd de camping in de stad Székesfehérvár kon bereiken. Ik had me verrekend in het aantal kilometers dat ik dacht af te steken en stapte hongerig af bij een restaurant. Ineens hoorde ik een taal die ik de afgelopen maanden bijna niet had gehoord: Nederlands. Aan de tafel achter me zat een familie van vier Nederlanders. Zoveel had ik er in het afgelopen half jaar niet gezien. Terwijl ik een bord goulash wegwerkte, kwam ik er pratend met hen achter dat achter het strak georganiseerde Hongarije toch veel armoede school. Jarenlang waren de dorpelingen de Nederlanders eten komen brengen, maar nooit hadden ze hen thuis uitgenodigd. Toen dat na jaren eindelijk gebeurde, werd duidelijk waarom. De Nederlanders kwamen in een huis met kapotte meubels, waarin de kinderen op de grond sliepen. Uit schaamte voor die armoede had niemand uit het dorp hen gevraagd bij hen binnen te komen.

Opdrogen en opwarmen in een warme kamer

Nadat we de warmte van het restaurant verlaten hadden, reden we verder. Het begon te regenen, en helemaal doorweekt bereikten we ‘s avonds in het donker de stad Székesfehérvár. Snel boekte ik een kamer, waar ik een kokend heet bad in dook.

De dag erna reden we langs de Donau Budapest binnen. De laatste twintig kilometer waren nog over een verlaten stuk langs de Donau gegaan, waar mensen stonden te vissen. Nu dook ik de moderne wereld in. Vol verbazing keek ik naar dingen die tot een jaar geleden heel normaal waren geweest: grote fabrieken langs een strakke oever, en lange schepen die over de rivier vaarden.

Terug naar de wereld waarin alles netjes is aangelegd

Maandenlang had ik dat niet meer gezien. Ik reed over wegen de stad binnen, waar mensen netjes op de rijbaan bleven rijden die ze gekozen hadden, of met een knipperlichtje lieten weten dat ze een baan naar links of rechts opschoven. Geen autodeuren die recht in mijn gezicht geopend werden, waardoor ik steeds vol in de remmen moest. Ik hoefde niet op mijn vingers te fluiten om te voorkomen dat ik werd platgereden door achteruit rijdende auto’s. Ik moest even van deze cultuurschok bijkomen. Gelukkig vond ik een heerlijk plekje in een hostel met een meditatieruimte, zitkussens en een labrador waarmee Amma vrienden werd. Daar zette ik de tent op in de tuin.

Ik neem nu een paar dagen om even bij te komen en mezelf de tijd te geven te wennen aan de wereld die zo lijkt op mijn oude wereld, waarvan ik was losgekomen. Daarna rijden we verder naar Bratislava in Slowakije en Wenen in Oostenrijk. We hebben nu 2000 kilometer gehad en zijn bijna op de helft: nog ruim 2000 naar Nederland.

Amma, de eigenaar van het pension en zijn hond Jamie