Budapest – Linz
Na bijna een week Budapest zijn we weer verder gereisd. Eindelijk kreeg ik weer heuvels te verstouwen. Dat viel niet mee, want na twee weken fietsen over de Kroatische vlakten en de Hongaarse pusta leek bijna alle klimkracht uit mijn benen verdwenen. Gelukkig was Amma helemaal klaar voor een verzetje, en trots als een pauw liep ze met de staart omhoog naast de fiets. Even verderop werden we aangemoedigd door een Hongaar op een wielrenfiets die ons in tegengestelde richting tegemoet kwam rijden. Iets later kwam hij ons weer achterop en nodigde ons uit voor het stadsfeest in Esztergom. Snel reed ik naar de camping, maar die bleek nog gesloten. Ik baalde. Geen stadsfeest. Zoveel hartelijkheid had ik nog niet ontvangen in Hongarije, en nu moest ik verder, op zoek naar een slaapplaats. Het werd wildkamperen vlak over de grens in Slowakije, wat beslist geen straf was. Op 1 kilometer van de Donau werden we wakker bij een schitterend uitzicht.

De volgende dag moesten we zestig kilometer door Slowakije, maar erg veel kreeg ik niet mee van het land. Op afstand van de bewoonde wereld reden we langs de Donau, waarin ik Amma voorzichtig een stukje probeerde te laten zwemmen, voor het eerst sinds ze blind was. Omdat ze het nog eng vond, besloot ik het maar even bij te laten zitten. Ik viel in het gras in slaap, en toen ik wakker werd, kwam ik er met een schok achter dat Amma ineens verdwenen was. De gekke, oude blinde bejaarde lag ondertussen heerlijk in de rivier te zwemmen, waar ik haar snel uit haalde voordat ze weer werd meegevoerd naar de Zwarte Zee.

Tevergeefs zocht ik een café om in Slowakije te kunnen mensen kijken, maar op de Dag van de Arbeid zaten die mensen bijna allemaal binnen. Toen we aan de andere kant van de Donau Hongarije weer binnenreden, struikelden we juist over de fietspuzzeltochtrijdende en shoppende Hongaren. Aan het eind van de dag reden we bij het stadje Acs een klein campinkje op , waar ik in de caravan mocht slapen, en kreeg er nog een blik bier bij.

De volgende dag reden we naar Györ. De dag erna zou het gaan regenen, en het regenscherm van Ammas zitje zat vol gaten. Ik besloot daarom een rustdag in te lassen om van een regenponcho een nieuwe te bouwen.
Op de laatste fietsdag door Hongarije hielden twee Duitsers me aan. Ze waren met een lekke band gestrand, zonder plakspullen bij zich. Het was niet de eerste keer dat ik zulke mensen tegenkwam: ook in Griekenland had ik al twee Italianen gezien die vijf reservebanden hadden versleten omdat ze niet wisten hoe ze een band moesten plakken. De verbazing hierover is vast een puur Nederlandse hobby, waar ik me snel overheen zette om ze te helpen. Met wat slootwater spoorde ik het lek op, plakte de band… en verloor het ventieldopje in het gras. Waar we ook zochten, hij was onvindbaar. Nu waren ze nog verder van huis… Maar terwijl ik me heel erg schuldig voelde, waren de Duitsers juist blij dat ik op de telefoon een fietsenmaker en een bus ernaartoe voor ze opzocht, en ze drukten me ook nog een tientje als bedankje in de hand, hoe hard ik ook protesteerde.

Niet iedereen onderweg was zo vriendelijk. Aan het eind van de middag doken we bij een benzinepomp onder het afdak om te schuilen voor het onweer en de regen. Even later kwam een jongen ons vertellen dat we daar weg moesten, omdat hij niet met de benzineslang bij zijn auto kon. Vreemd, de auto ervoor kon dat wel. ‘Je moet niet denken dat je het hier allemaal voor jezelf hebt, hoor.’ Ik maakte nog even in het Nederlands een domme seksueel getinte grap over lengte van slangen en compensatiedrang en reed weg. Doordat een bestuurder haar auto half het fietspad had opgereden, ging dat nog niet zo makkelijk. Toen ik daarna voor een auto langs reed, die op het fietspad stond, reed de bestuurder hem zachtjes tegen de fiets aan. Ik was er ineens even helemaal klaar mee. Ik stopte de fiets, ging met de armen over elkaar voor de auto staan en keek haar aan. Snel stopte ze. Terwijl ik verder reed, dacht ik erover na. In de jaren ‘80 was ik ook in Hongarije geweest. Toen waren de mensen veel vriendelijker. Wat was hier gebeurd?

toen ik de volgende dag weer de Slovaakse grens over reed, was ik blij dat ik Hongarije definitief uit was. Er waren enkele uitzonderingen geweest, maar verder hadden we er weinig vriendelijkheid ontvangen.
We stopten even in Bratislava, maar bleven er niet heel lang. Nu het weer mooi weer was, wilde ik niet te lang in de grote stad blijven, maar liever op het platteland om te genieten van de zon, van de vogels en het uitzicht op de Donau. We reden Oostenrijk in. Nu waren we echt weer in het Westen. Vol verbazing keek ik vlak over de grens naar de snelweg waar auto’s voorbijraasden. We reden langs een kuuroord waar mensen met badjassen en slippers rondliepen. Dit was het Europa dat ik negen maanden geleden had verlaten, toen de straten nog leeg waren en iedereen afstand moest houden. De straten waren weer goed gevuld, maar ik had het gevoel op een filmset terecht te zijn gekomen, die ik negen maanden geleden had verlaten. Hoe dichter ik bij huis kwam, hoe vreemder de wereld aanvoelde waar ik een groot deel van mijn leven had gewoond. Waarschijnlijk zou ik over anderhalve maand Nederland als een wildvreemde toerist binnenfietsen.

We reden verder Oostenrijk in. Al meteen op het eerste terras nodigden twee mensen ons uit bij hen aan tafel te komen zitten. Na één uur in het land hadden we meer vriendelijkheid ontvangen dan in de afgelopen dagen in Hongarije. Na een nachtje kamperen bij de tennishal reden we de volgende dag door naar Wenen. In de buitenwijken vergaapte ik me aan de enorme moderne bouwwerken van glas en staal die er onoverwinnelijk bij stonden: geen verbrokkelde muren, geen losliggende stenen, geen afbladderende verf, geen spoortje roest, geen greintje menselijkheid. Op levensgrote posters prezen lachende mensen tandpasta, verzekeringen en auto’s aan.

We kwamen aan het eind van de Sultans Trail. Over de vlakte legd en we de laatste kilometers af naar Wenen, waar vijfhonderd jaar geleden de Turkse sultan over had gereden op zijn veroveringstocht door Europa. Ik zag hem al staan op zijn paard tussen zijn soldaten en vroeg me af hoe dat voor hem zou zijn geweest. Zou hij zich toen net zo aan Europa hebben vergaapt als ik? Nu had ik mijn eigen veroveringstocht door Europa. De sultan was een trans van 50, met een blinde hond als soldaat, en het paard was een fiets met versleten spullen in tassen, waar een hond gaten in had gebeten. Maar in tegenstelling tot de sultan strandden wij niet bij de poorten van Wenen, de enige soldaat ging niet dood van de honger, de pest brak gelukkig niet uit en we werden gastvrij ontvangen: in de buitenwijken van Wenen door Martin en zijn gezin, waar ik voor het eerst in twee weken weer in een bed sliep en me laafde aan vriendelijkheid.

Europa leek te ontwaken uit de diepe winterslaap waarin het twee jaar geleden was gegaan toen COVID-19 uitbrak. Toen we de volgende dag door Wenen verder reden, kwamen we voorbij een terrein waar twee dagen later een hardloopwedstrijd zou plaatsvinden: ‘De tweede alweer, twee weken geleden was hier de marathon van Wenen, eindelijk!’ zei een man opgelucht. Vlak buiten Wenen stopten we bij een festival voor kinderen: ‘Het mag weer’, zei een vrouw die stralend bij de ingang stond te flyeren. ‘Al die blije gezichten, heerlijk!’ De fietsers die we het afgelopen jaar in Griekenland, Turkije en Georgië waren tegengekomen, waren nog op een hand te tellen geweest. Nu zagen we er steeds meer: uit Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk. Na twee jaar kon het weer. Het was leuk om na zoveel maanden mensen te zien die hetzelfde deden als ik en ervaringen uit te wisselen.

In drie dagen reden we langs de Donau van Wenen naar Linz. Terwijl de zon steeds harder scheen, fietste ik weer over de eerste heuvels en zag weer bergen in de verte liggen. Wat had ik die gemist. Vlak voor Linz boog ik nog even af van de route voor een bezoek aan het concentratiekamp Mauthausen. We hadden er die dag al honderd kilometer op zitten, maar dit vond ik belangrijk, in een jaar waarin de oorlog in Oekraïne als een schaduw over Europa hing. De dag ervoor was precies zevenenzeventig jaar geleden de vrede in Europa getekend na zes jaar Tweede Wereldoorlog. Omdat ik met Amma niet het kamp binnen mocht, keek ik van buiten over de muren naar de gebouwen erachter, naar de schoorstenen die boven het prikkeldraad uittorenden, naar het zwembad bij de ingang waarin de mensen ontsmet werden. Toen ik er meer dan 35 jaar geleden was geweest, had het al indruk gemaakt, maar nu was het anders. Toen waren de mensen die er vermoord waren, anderen geweest waar ik niet bij hoorde: Joden, Roma, verzetsstrijders, homo’s en transseksuelen. Joods of Roma was ik niet, bij het verzet gaan was waarschijnlijk een slecht idee geweest omdat ik iedereen met mijn grote mond in de problemen had gebracht, en het idee dat ik homo of trans was, had ik toen nog ver op afstand gehouden. Maar nu was dat anders. Ik liep naar de enorme poort van dat afgrijselijke complex en probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn om daar doorheen te gaan.

Na het bezoek aan het kamp staken we met het pontje de Donau over en reden naar Linz, waar we de laatste kilometers gezelschap kregen van Karl, die ons bij hem thuis had uitgenodigd. Karl is een voormalig lid van een motorclub, die is gaan fietsen en zijn eigen fietscaravan gebouwd heeft. Die mogen we voor een nachtje uitproberen. Hier blijven we even om vier dagen bij te komen van 600 kilometer fietsen.

Amma heeft de wallen onder de ogen staan van vermoeidheid en ligt al twee dagen lang alleen maar te slapen. Als over enkele dagen de hond weer een teken van leven vertoont, alle vieze kleren gewassen zijn, de fiets schoon is en de kapotte spullen gerepareerd zijn, gaan we weer verder.

De naald en draad, de duckttape en de tear aid beginnen steeds betere vrienden van mij te worden, maar ik merk ook dat ik daar steeds minder mee zit. Amma went steeds beter aan het leven als blinde hond en heeft geaccepteerd dat het er nu eenmaal bij hoort haar hoofd regelmatig te stoten, en zolang ze niet te hard loopt, kan het geen kwaad. Iedere keer gaan we iets verder. In Sofia en Belgrado moest ze weer leren aangelijnd naast me te lopen, in Budapest zijn we begonnen met wandelen zonder riem, in Slowakije heeft ze weer gezwommen, en als er tijd genoeg is, wil ik ook proberen een van Amma’s favoriete activiteiten te doen: een bergwandeling.
We gaan nu naar Salzburg, en dan Beieren in. Vanaf Tbilisi hebben we nu ruim 2600 kilometer gefietst, nog 1600 kilometer naar Den Haag.
