De laatste 300 kilometer naar Istanbul

Na twee dagen resetten begonnen aan de laatste 300 kilometer naar Istanbul. De eerste dag was het vinden van een slaapplek de grootste uitdaging. Het werd een plek met de tent aan de rand van een treurig, oud voetbalveld in het stadje Vize. De bewoners hadden me met handen en voeten duidelijk gemaakt dat ik echt niet in het bos moest gaan staan. De volgende dag werd duidelijk dat dat militair terrein was.

Kamperen op het voetbalveld

De dag erna zijn we naar het dorpje Biliçik gereden. Ik heb een schildpad helpen oversteken, die als dank mijn hand onderpiste. In het bos zijn we bijna van de weg gedrukt door een convooi dat dwars door het bos enorme stalen onderdelen vervoerde, die nog het meest leken op de vleugels van een vliegtuig. Het zag er heel onwerkelijk uit. Die avond hebben bij een Turkse familie geslapen. De gastvrouw was een pittige en hartelijke dame die goed Duits sprak en resoluut zei dat ik binnen in bed zou slapen, en Amma buiten, die zich daar na enig protest bij neer legde.

Logeren bij een Turkse familie

Toen we de dag erna aan een man in een bestelbus vroegen of we op de picknickplaats mochten kamperen, zette hij de fiets in de bus en reed die naar zijn dorp vijftien kilometer verderop, waar hij een varkensstal tot clubhuis had verbouwd. Zelf stookte hij daar wijn, wat vast geen slecht idee moet zijn geweest toen Turkije dit voorjaar werd drooggelegd vanwege Covid-19. We werden wakker met een geweldig uitzicht op de buitensteden van Istanbul in de verte.

Logeren in een oude varkensstal, nu clubhuis

Al gauw maakten de kleine weggetjes plaats voor grote wegen en akkers voor de buitensteden. In een daarvan sliepen we vlakbij het vliegveld bij twee broers. Vooral de jongste was een echt fietsdier die meteen mijn fiets wilde uitproberen. In Turkije wordt het steeds populairder. Helaas betekent de uitbreiding van de EU voor Turken een inkrimping van het gebied waar ze doorheen kunnen rijden: vroeger konden Turken vrij makkelijk naar landen als Bulgarije en Roemenië, maar nu hebben ze daar een visum voor nodig.

Uitzicht op de voorsteden van Istanbul

De laatste dag naar Istanbul was een heel bijzondere. Na tien kilometer door de buitensteden bij het vliegveld reden we ineens door verlaten gebied langs een mergelgroeve. Door de regen was die mergel op de weg in een spekgladde modderbaan veranderd. Alles wat nog niet smerig was, werd het nu wel: de tandwielen knarsten door het zand, de tassen zaten onder de modder, mijn armen waren grijs en zelfs op mijn contactlenzen zat zand. Maar het was echt geweldig en na een pittige klim kon ik heerlijk achter een kop koffie en een lahmacun uitblazen in de buitenwijken van Istanbul. Aan de rand van de autoweg reden we het centrum Istanbul in, naast de auto’s die ons voorbij raasden . Nog even mocht Amma meerennen met de fiets over de klinkers van de loeisteile straten in het centrum. Daar eindigden de Sultan’s Trail en onze reis van Bad Nieuweschans naar de rand van Europa achter Süleymaniye-moskee, waar Amma zich bezighield met belangrijker zaken: in het gras rollen voor de toeristenwinkeltjes tegenover de moskee en tikkertje spelen met een Turkse man.

Verkeer Galatabrug in de spits

Een week lang had ik rondgereisd zonder veel contact met mensen die een taal spraken die ik ook kon verstaan. Ik had daarom geen zin in een luxe hotel van mensen die langs elkaar heen leefden, en ben met Amma in het centrum van Istanbul in de meest luxe kamer van een hostel gekropen. De meest luxe kamer is een balkon met uitzicht op de tippelzone van Istanbul, een eigen, warme douche die niet van de muur valt en de gezelligheid tussen reizigers bij wie Covid-19 vaak een grote rol speelt: een reiziger op doorreis naar België vanuit Irak nadat hij zijn vader heeft begraven die aan Covid-19 is overleden, een gestrande reiziger uit Latijns Amerika die geen zin heeft terug te gaan omdat hij dan in quarantaine moet, en een Oekraïener die Vietnam is uitgestuurd toen het virus om zich heen greep. De vaste uitlaatplaats van Amma is het Taximplein, dat nu vol staat met politiebusjes en ijzeren hekken waar niemand achter mag komen…. behalve Amma natuurlijk, die in een dag tijd al dikke vrienden is geworden met een van de agenten. Iets minder dikke vrienden ben ik geworden met een andere agent, die vanachter de barricade van hekken en busjes bij een universiteitsgebouw sullig toekeek hoe zijn politiehonden Amma aanvielen. Ik heb ze zelf weggejaagd en was zo pissig dat ik de agent zonder na te denken in het Nederland toebrulde dat hij z’n honden in bedwang moest houden. Meteen daarna bedacht ik me dat ik een heel stom moment had uitgekozen om mijn grote bek open te trekken, maar de agent kroop bedremmeld met de twee monsters weer achter het hek.

Taksimplein

Een vriend stuurde me een bericht om me te feliciteren dat mijn droom nu was uitgekomen: ik had Istanbul bereikt. Ik voelde me blij en treurig tegelijk. De droom was werkelijkheid geworden, ik was enorm blij en trots, maar de koek was op: we hadden het eind van Europa bereikt. Ik dacht aan het moment waarop we in Bad Nieuweschans aan die reis door Europa begonnen waren, acht jaar geleden. Inmiddels zag Europa er heel anders uit, dichtgetimmerd voor iedereen die erin wilde.

EIndpunt van de reis naar Istanbul

Ikzelf was de reis als vrouw begonnen. Ik was veranderd, ik zag er anders uit. En Amma was van een net volwassen, energieke hond veranderd in een bejaarde dame die vaak lag te snurken in de mand op de bagagedrager.

Al in Ardennen was de droom ontstaan om lopend door Europa naar Istanbul te reizen. Vanaf Luxemburg waren we op de fiets verder gegaan, op de reis die me veel verder had gebracht dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Die koek was inderdaad op, maar vijftig kilometer verderop lag een nieuwe, verse. Toen ik anderhalve week geleden de laatste kilometers naar de Turkse grens dacht te fietsen, was ineens een andere droom door mijn hoofd geschoten, die ik had toen ik veertien was. Om op school niet gek te worden van verveling, keek ik vaak naar de kaart die voorin het klaslokaal hing en fantaseerde er lustig op los. Ruim vijfendertig jaar later is het tijd om van die fantasie werkelijkheid te maken. Ik heb geen idee hoever we gaan komen en of, waar en wanneer Covid-19 ons tegenhoudt. We gaan in elk geval verder Turkije in.