Van Batumi naar Tbilisi
In Batumi nam ik een week de tijd om aan het nieuwe land Georgië te wennen. De eerste avond hadden we het gezelschap van een Russische kapster die me de oren van de kop kletste. Ze had een jaar lang in Istanbul gewoond, totdat ze werd opgepakt vanwege het bezit van paddo’s. Gelaten had ze haar lot aanvaard dat ze het land zou worden uitgezet. Maar terugkeren naar Rusland wilde ze niet. De Turkse politie ging akkoord met haar voorstel om haar aan de grens met Georgië buiten de deur te zetten. Na haar zou ik nog meer Russen ontmoeten die in Georgië waren komen wonen om het verstikkende klimaat in hun land te ontvluchten.
Na drie dagen uitslapen, in bad gaan en de vieze zooi schoonmaken was ik klaar voor Batumi. In het zonnetje wandelde ik langs de palmbomen over de boulevard, terwijl Amma in de zee zwom. Later zou blijken dat Batumi heel anders is dan de rest van Georgië. Er hing een relaxte sfeer. De stad is ongeveer net zo groot als mijn woonplaats Zwolle, maar niet lang meer. Want Batumi is booming. Tot 2008 had Georgië niks te zeggen in het gebied waarin de stad ligt: Ardjana. Vlak na de Georgische onafhankelijkheid had het gebied zich afgescheiden en werd gerund door een corrupt en autoritair bewind. Batumi was een gokparadijs met veel zwarte auto’s waarin mannen met zonnebrillen en zwarte leren jassen rondreden. Achter de gokhallen en dure hotels ging een schokkende armoede schuil. De Georgische president Saakashvili maakte in 2007 een eind aan die situatie. Hij gaf het gebied meer vrijheid. Daarna kon Batumi zich ontwikkelen. Het heeft gewerkt. Langs de hele kust schieten appartementencomplexen en kantoorgebouwen als paddenstoelen uit de grond. Veel ervan zijn gefinancierd door de Chinezen, en op meerdere plekken staan reclameborden die in het Chinees en Engels oproepen om in de gebouwen te investeren. Toen ik na enkele dagen langs de kust naar een opgraving fietste, viel me op hoeveel van die gebouwen leegstonden. Zouden al die gebouwen wel vol raken, of zou het door COVID in een spookstad veranderen, als de bedrijven zouden wegblijven?
Georgië heeft een oude cultuur. De beroemdste heks uit de oudheid kwam hier vandaan: Medea. Langs de enorme strook van nieuwe kantoor- en appartementstorens fietste ik met Amma naar een Grieks-Romeins fort. Gelukkig vonden de bewakers het prima dat Amma kwispelend over de Romeinse muren naar een bot speurde. Ondertussen hield ik me bezig met minder belangrijkere zaken zoals het lezen van bordjes met info over handelaren, koningen en krijgers die hier waren geweest.
Na een dag regen en uitslapen gingen we op 11 november weer op pad. We reden nog een laatste dag langs de kust en kwamen aan in Kobuleti. Twee maanden lang had ik rondgefietst in de wieg van de kebab: Turkije. Maar tegen alle verwachting in was ik niet geslaagd in mijn missie een kebab te vinden die beter was dan de mijne. In Georgië werd deze mislukte zoektocht toch nog een beetje goedgemaakt: aan de Zwarte Zee at ik de beste hotdog die ik ooit in mijn leven had gehad, zelfs niet in de USA. Daar staat tegenover dat de koffie hier echt niet te zuipen is, nog slechter dan in de USA. Wat wil je in het land waar de wijn vandaan komt.
Onderweg probeerde ik een beetje Georgisch te leren. Op onze reis door zestien landen was dit het eerste land waar ik echt helemaal niks van de taal snapte én de letters niet kon lezen. Turks kon ik tenminste nog lezen. Maar Georgisch lijkt echt helemaal nergens op: de taal niet, en het alfabet ook niet. Dat beviel me helemaal niet. Met hulp van de richtingborden langst de weg leerde ik de eerste letters in het Georgische alfabet. Als een klein kind van zes was ik superblij toen ik eindelijk een woord heel langzaam hardop kon lezen.
‘s Avonds maakten we een wandeling langs het strand en door het moerasgebied achter het stadje Kobuleti. De volgende dag namen we afscheid van de Zwarte Zee. Door de moeraslanden fietste ik het binnenland in, naar Samtredia, een gek stadje. We sliepen er in een raar hotel langs de grote weg, boven een snackbar met een raar sfeertje. De jongens die er voor de deur hingen, zagen eruit alsof ze alleen in die snackbar aten. Ze hadden een pafferig, bleek gezicht met puistjes. Een hond zonder haar en met zweren op de rug zat in de kou zit geduldig voor de snackbar te wachten totdat ze hem iets toewierpen. Af en toe schoof hij een stukje op om te voorkomen dat ze hem een schop zouden geven. Soms leek hij bijna om te vallen. Het arme dier was kapot. Volgens mij zou hij het liefst gaan slapen, maar als een zieke junk bleef hij zitten, omdat hij nog moest scoren. Heel leek niet meer lang te gaan leven. Het pijnlijkst vond ik dat er niemand was om hem te aaien. Het liefst zou ik hem knuffelen, maar deed het niet, uit angst iets op te lopen. Hoe is dat, om te sterven in de kou terwijl niemand je vasthoudt? Op mijn warme kamer had ik een rotavond en besloot de volgende dag een bakje van Ammas voer mee naar beneden te nemen voor hem. Maar de hond was weg.
We reden naar Kutaisi, de derde stad van Georgië. Ik keek mijn ogen uit toen ik in de verte de besneeuwde bergtoppen zag. Na een flinke klim naar het historisch centrum van de stad bereikten we het huis van onze gastvrouw, die ons super hartelijk ontving. Dat ze gebrekkig Engels sprak zat haar niet in de weg om me van alles te vertellen. Uit de Oekraïne was ze eerst naar Moskou verhuisd . Maar ze kreeg genoeg van het gejaagde leven in de grote stad. Ze kon niet meer terug naar haar geboortestad in het Donjetsk gebied, waar de oorlog was uitgebroken. Daarom was ze naar ze naar Georgië verhuisd. Ze kreeg er een tweeling die me de volgende dag aan de ontbijttafel in het Engels de oren van het hoofd kletste. Ondertussen keken haar schoonouders de hele dag gespannen naar het nieuws over de Georgische ex-president Mikheil Saakashvili. In 2013 was hij afgezet vanwege corruptie. Volgens zijn aanhangers een voorwendsel, omdat hij als president te lastig was geweest voor enkele mensen die van hem af wilden. Hij was met zijn vrouw Sandra in Nederland komen wonen. In plaats van gezellig met Sandra achter de geraniums te blijven zitten, was hij enkele weken geleden teruggekeerd naar Georgië om mee te doen aan de verkiezingen. Meteen was hij gearresteerd en in hongerstaking gegaan.
Heel relaxed liep ik met Amma in zonnetje naar het Motsameta klooster. Iets minder relaxed was de boerderijhond die Amma onderweg te pakken nam. Het kwijl van het monster stond al op Ammas rug. Gelukkig was ik er net op tijd voordat het beest kon doorbijten. Ik gaf mezelf op m’n later dat ik vergeten was de bamboestok mee te nemen die bij het fietsen altijd achterop de tas zat. Een kerk of klooster was voor mij een oase van rust geweest. Na bijna twintig jaar christelijke opvoeding kende ik de heiligen en verhalen die op de kerkmuren waren afgebeeld. Het had altijd vertrouwd gevoeld. Nu voelde het vervreemdend, als iets dat ver weg en niet voor mij was. Door mijn hoofd spookten de dingen die hier de afgelopen zomer gebeurd waren, en de rol die de kerk had gespeeld bij de rellen die toen hadden plaatsgevonden.
De volgende dag reden we naar Ubisa. ‘s Middags zocht ik een plek in een weiland bij een beekje op, om onder het laatste beetje zon te pauzeren. Waarschijnlijk was ik niet de enige die op het idee was gekomen. Toen ik na de plaspauze achter de struiken mijn broek ophees, zag ik een stapel rommel en kleren liggen. Amma was bijna in een rondslingerende naald gaan staan. Waarschijnlijk was het een hangout voor drugsgebruikers. Snel reden we weg, de bergen in, terwijl de zon achter de wolken schoof.
Aan het eind van de middag zag ik ze ineens weer. Ik herkende ze van twee jaar geleden. Geen tenten van handelaars, geen Karavanserais. Daar waren de felblauwe golfplaten daken weer, die ik twee jaar geleden ook in Montenegro had gezien. Ik zag Chinese bordjes en Chinezen in trucks rondrijden. Waar ik ook keek, overal was hij, de slang die zich om de bergen heen wond, zich door de rotsen boorde en zich metershoog boven ons uitstrekte. Voor ons baanden graafmachines zich een weg door het zand, achter ons staken tunnelbuizen uit de rotsen, onder ons werkten bouwvakkers aan de stuwdammen in het dal, boven ons staken pijlers van tientallen meters hoog boven het dal uit. Hier werkten de Chinezen aan nieuwe Silk Road: de trein- en wegverbinding vanaf China door Centraal Azië, de Kaukasus, Turkije en de Balkan naar Duitsland. Na enkele kilometers door deze gigantische bouwput sloegen we een klein modderig weggetje in. Ik kreeg de fiets bijna niet omhoog door de blubber. Gelukkig dook ineens de boerin van de Bed and Breakfast op uit de struiken, die me hielp de fiets omhoog te duwen. Na een opwarmbeurt onder de douche werd ik volgestopt door haar dochter met bonen en aardappel-spinaziesalade. De boer schonk me trots zijn zelfgemaakte wijn in. En nog een, en nog een. Ook hier keken ze naar het nieuws over de hongerstakende ex-president. Ik verstond er niets van, maar zag een gerechtsgebouw, een dokter in een witte jas en een menigte demonstranten op een plein. Toen ik vertelde dat ik uit Nederland kwam, begon het gezicht van de boer te stralen: ‘Haaaa, Sandra, wife!’, riep hij terwijl hij naar het vermagerde hoofd van Sandra’s echtgenoot op de tv wees.
Toen ik Amma de volgende dag uitliet, vroor het nog. Onder haar regenjas trok ik haar een trui aan. Hoe populair de ex-president was, werd duidelijk toen we weer op de grote weg aankwamen. In rode letters stond ‘FREE MISHA’ op de rotsen geschilderd. Bijna de hele dag reden we langs de slang van tunnels, pijlers, dammen, containers en de gebouwen met blauwe golfplaten daken. Enkele jaren geleden was er in Georgië gedoe geweest over de impact van de werkzaamheden op de natuur en op de woningen die kapot werden getrild. Er was onrust over de arbeidsomstandigheden nadat enkele wegwerkers waren omgekomen. De Chinezen beloofden beterschap. Toen ik even afstapte, zag ik hun antwoord op de protesten van de Georgische bouwvakkers: een deel van hen was ingeruild voor mensen met een Zuid-Aziatisch uiterlijk. Waar kwamen ze vandaan: uit Bangladesh? India? Toen ik een van hen in de pauze langs de kant van de weg even aansprak, zei hij me hallo. Maar toen ik verder vroeg, draaide hij me de rug toe.
We moesten 800 meter omhoog. Vlak voor het eind van de beklimming kon ik ineens kiezen: nog 150 meter klimmen of door de nieuw aangelegde tunnel. Ik koos voor de beklimming. Ineens doken twee Georgische wegwerkers op, die me vertwijfeld zagen rondkijken. Of ik zin had in een borrel. Ik gebaarde ze dat ik dan waarschijnlijk van de fiets af zou lazeren. Trots wezen ze naar hun tunnel. Daar moest ik heen. Ik stapte weer op voor de laatste 150 meter omhoog. Ineens voelde ik hoe ik zonder te trappen de tunnel binnen gleed, waar ik door de twee trotse wegwerkers in werd geduwd. Wie van spookhuizen al een hartinfarct krijgt, moet niet op de fiets door Georgische tunnels rijden. Vergeleken daarbij is het engste spookhuis een EO kinderfilm. Een vluchtstrook was er niet. Ik kon maar net het stuur van de fiets recht houden terwijl de luchtstroom van de voorbijrazende vrachtwagens de fiets bijna omver bliezen. Getoeter van auto’s vlak achter me die rakelings voorbij scheerden en probeerden me aan de kant te drukken. Ik was mezelf diep dankbaar voor alle meditaties die ik de afgelopen anderhalf jaar had gedaan, waardoor ik nu niet gillend van angst langs de kant van de weg stond te trillen. We reden snel langs Khasjoeri, dat een grauw oord is om snel te vergeten. Met liefde reed ik de extra vijf kilometer over een modderige weg naar het appartement op het platteland, waar we helemaal koud aankwamen. Een vriendelijke Georgische zwaaide de deur open van een prachtig landhuis, waarin ze de kachel al had aangestoken.
De volgende dag lag Amma zelfs in haar jas en trui achterop de fiets te trillen. Ik stopte haar onder de deken en reed rustig weg. Vandaag zou een makkelijk, kort dagje worden. Dat viel vies tegen. ‘s Middags stak een wind uit het Noorden op. Windkracht 6 waaide ons tegemoet vanaf de besneeuwde toppen van de Grote Kaukasus, die steeds dichterbij kwamen. Als een magneet lag Amma achterin het mandje tegen mijn rug aan geplakt. Ik was haar windscherm, zij was mijn kruik. We reden steeds verder noordelijk, bijna tot aan Zuid-Ossetië. Sinds de jaren ‘90 was dat met steun van de Russen een autonome staat. Toen president Saakashvili in 2007 probeerde het gebied weer controle te krijgen, stuurden de Russen hun leger erop af, dat tot de stad Gori kwam. Langs de weg stonden verlaten huizen zonder ramen. Ik herkende ze van Oost-Kroatië en Bosnië: kapotgeschoten gebouwen uit de oorlog.
Gelukkig draaide de route aan het eind van de middag naar het Zuiden. In vliegende vaart reden we Gori binnen, door de buitenwijken van lelijke, Stalinistische grauwe hoogbouw. Stalin himself was hier geboren. Onze koude oorlog eindigde toen we aan het eind van de dag het huis bereikten van Anna, die museumgids is in het Stalinmuseum. Ik stookte de kachel op, en kroop met Amma onder een laag van twee dekbedden.
Warm ingepakt begon ik bij 1 graad boven 0 aan de uitlaatbeurt van Amma naar Fort Gori. Een half uur later liepen we puffend van de hitte omhoog. Vroeger was het een belangrijk fort op de Zijderoute. Hoewel het gesloten was, bereikten we het via een sluipweg, waar we over de hele stad en de vallei konden uitkijken waar we de vorige dag hadden gereden.
Zonder Amma ging ik naar het Stalinmuseum. Als eenpersoons groep had ik niet genoeg recht op een Engelse gids voor een rondleiding. Ik had niet de indruk dat ik zoveel miste. Een groot deel van de gidsen scheen nogal lyrisch te zijn over meneer. Eerst had zijn vader het leven van Jozef Stalin en diens moeder jarenlang verzuurd. Hij was vroeg uit het leven van zijn zoon verdwenen, net als de vaders van Mao en Hitler trouwens. Op de foto’s in de vitrine zag ik een wantrouwige Jozef uit zijn ooghoeken de camera in kijken. Na een half uur rondkijken werd ik uitgenodigd door een onafhankelijke gids om mee te lopen met zijn Engelse rondleiding. Hij vertelde dat de Georgiërs gemengde gevoelens hebben over Stalin: de oudere generatie loopt met hem weg, zelfs zijn vader en moeder, van wie twee broers in de goelag hadden gezeten. De jongere generatie is kritischer.
Bij -1 °C reden we de volgende dag weg, terwijl Anna ons uitzwaait. Amma lag in een jas en trui onder haar deken achterop, ik zat voorop met twee paar handschoenen, een muts en een bivakmuts . We waren klaar voor de laatste vijfentachtig kilometer naar de hoofdstad Tbilisi, waar we zouden overwinteren. Het ging als een speer. Ik rekende uit dat ik om vijf uur lekker warm in de kamer van het guesthouse moest kunnen zitten. Maar het liep anders. Dertig kilometer voor Tbilisi hoorde ik in het dorp Dzvegi een hard en hoog gejammer. Een man en vrouw stonden over een hond gebogen langs de kant van de weg. Het gehuil kwam van de vrouw en van de hond, die het uitschreeuwde van de pijn. Hij was aangereden. Niemand leek te weten wat die moest doen. Met mijn kleine beetje autodidacte honden-EHBO keek ik of ik nog iets voor de hond kon betekenen. Voorzichtig draaiden we hem op zijn andere zij. Het zag er niet best uit. Bloed kwam uit zijn oog en kont. Zijn kop lag in een plas van kwijl, en hij had al zijn ontlasting laten lopen. Waarschijnlijk was het helemaal mis daarbinnen, en was er niks meer aan te doen.
Toch gaf ik de vrouw een schop onder de kont en zei haar dat ze met hem onmiddellijk naar de dierenarts moest. We tilden het dier in de auto van een vriendin, tegen beter weten in. De hond kreeg al stuiptrekkingen, en de kleur was uit het tandvlees getrokken. Ik kon het niet langer aanzien, en gaf het dier enkele pijnstillers van Amma om hem uit het ergste lijden te verlossen. Om te zorgen dat hij ze ook doorslikte, drukte ik een stuk kaas naar binnen en masseerde hem over zijn strottenhoofd. Dat leek de beste pijnstiller te zijn. Het dier werd meteen rustig, en ik hield hem vast totdat de twee vrouwen met hem wegreden. Snel drukte ik de vrouw mijn visitekaartje in haar hand en vroeg haar of ze wilde laten weten hoe het met de hond ging.
Ik waste zo goed mogelijk de stront, bloed en kwijl van mijn onderarmen en reed verder, de laatste twintig kilometer door de verkeershel van de snelweg naar Tbilisi, waar ik voortdurend van de weg werd gedrukt en werd afgesneden door afslaande auto’s. Toen ik net mijn rijbewijs had, werd ik in Spanje voor het eerst in de auto aangereden door een Georgiër zonder rijbewijs die me op de rotonde afsneed. Ik leek wel niet goed bij mijn hoofd dat ik juist hier op de fiets rondreed op de snelweg vol Georgiërs die dat bijna allemaal deden. Geestelijk total loss kwam ik in het schemerdonker aan bij het guesthouse, toch nog redelijk op tijd om die avond lekker warm na te genieten van de reis die er nu op zat. Maar de eigenares was er niet. Ik ontving een bericht dat ze in de demonstratie vastzat voor de vrijlating van Saakashvili. Snel zocht ik een andere kamer op. De ochtend erna werd bekend dat Saakashvili naar een ander ziekenhuis was gebracht en zijn hongerstaking had beëindigd.
Terwijl mijn soortgenoten in Nederland de dodelijke slachtoffers herdachten die het afgelopen jaar vermoord waren, bezocht ik een conferentie van mijn eigen roedel. Het was enorm inspirerend, en ik had ontzettend veel bewondering voor de veerkracht, kennis en energie waarmee ze hun rug recht hielden in omstandigheden die nog uitdagender zijn dan de onze in Nederland. Het voelde als thuiskomen. Het was het voorlopige einde aan onze fietstocht over Kreta, over de Sultan’s Trail, de Sufi Trail, de Rumi Trail en de Zijderoute. Maar niet aan de tocht over de rainbow brick road.
Verder fietsen zit er nu niet in. Het is te koud, de sneeuw komt eraan en we kunnen niet verder, want bijna alle grenzen zitten dicht. Het plan is om door Azerbeidzjan naar Centraal Azië te gaan. Maar Centraal Azië zit op slot, en Azerbeidzjan is alleen per vliegtuig te bereiken. Ook Rusland in het Noorden zit dicht. Bovendien ligt daar ook gebied waar mensen zoals ik worden opgepakt, ook als ze daar niet vandaan komen. De enige uitweg die er nu ligt, is naar het Zuiden, door Armenië en Iran.
Hoe het ook loopt, de reis is nog niet afgelopen. We zitten in een prachtig land waar nog genoeg te ontdekken valt. Ik zal berichten blijven posten, en iedere maand komt er sowieso een update in je mailbox, als je je voor de nieuwsbrief hebt ingeschreven. Met natuurlijk een opwarmer uit het boek. Het schrijfwerk aan het laatste hoofdstuk gaat nu beginnen.