Met de bakfiets

Het is 9 juli 2015. Ik sta vastgeplakt op een helling op de grens tussen Luxemburg en Frankrijk, met bakfiets Aletta la Bicicletta en mijn hond Amma. Hier begint de eerste etappe van een bizarre tocht. De proloog was vier weken ervoor in Enschede.

Proloog

Tijdens een wandeltocht was ik daar met Amma en rugzak op een naturistencamping aangekomen. De rugzak gooide ik neer, mijn kleren gingen uit, behalve de korte broek. Ik deed er twee ontdekkingen: mijn lichaam was nog te geblesseerd om die zomer met rugzak te lopen, en mijn geest trok het niet meer om nog langer als vrouw te leven. Er volgden twee beslissingen: ik wilde verder leven als transgender en zou op vakantie gaan met een bakfiets. Tot dan toe had ik veel gewandeld, maar nooit verder gefietst dan naar mijn oma in Twente.

Met de hond ging ik naar Amsterdam, vertelde een vriend over mijn gevoelens als transgender en kocht een bakfiets voor een tocht door Nederland. Maar de weersverwachtingen voor juli waren verschrikkelijk. Daarom zocht ik op de kaart van Europa naar een plek met mooi weer. Vlak Daarvóór was ik van Maastricht naar Luxemburg gewandeld. Ik besloot verder te fietsen vanaf het punt waar ik toen gebleven was: de jeugdherberg op de grens Luxemburg-Frankrijk. Ik hoopte tot Zwitserland te komen, maar hield er serieus rekening mee dat ik de route moest verleggen omdat het te zwaar zou zijn.

Dove e la machina?

Die avond op 9 juli stond ik te puffen en te vloeken op de Luxemburg-Franse grens. Ik vroeg me af wat ik me nou toch in mijn hoofd had gehaald. De hond wilde niet luisteren, en de bakfiets van 50 kg + 20 kg bagage + 10 kg hond wilde de berg niet op. De heuvels van Noord-Frankrijk leken ontembare reuzen. Er moest een wonder gebeuren, wilde ik Zwitserland halen.

Rust

Maar het wonder gebeurde: mijn benen groeiden met de dag, en Amma vond het heerlijk in de bakfiets. We kregen verbaasde reacties. Vlak voor Metz liep het café leeg toen ik voorbij fietste, en in Zwitserland keek een boze fietsenmaker naar de versleten remmen: dat doe je toch niet in de Alpen met solche Bremse! Maar na tweeëneenhalve week kwam ik aan in Italië. Ik was over de Vogezen gefietst, door de Jura en over de Zwitserse Alpen.

Achthonderd meter omhoog is veel met een bakfiets

Een klein stukje had ik met de trein gesmokkeld onder de Simplon pas door. In Italië was ik het station in Domodossola nog niet uit, toen een politieagent me staande hield. Of ik met de bicicletta op de foto wilde. Ik fietste verder door het land waar de automobilist koning is, maar de fietser god. Op de drukke rotondes waar het verkeer rondraasde, stopten auto’s om ons voorrang te geven. ‘Dove e la machina?’ vroegen ze in het café: ‘Waar is de motor?’. Ik sloeg op mijn dijbenen: ‘La machina!’. De onmogelijke worsteling was een feest geworden, die nog anderhalve week duurde, totdat ik vlak voorbij het Gardameer Amma ineens kwijt was. Op een hobbelige bosweg had ik haar even zelf laten lopen. Ik fietste heen en weer, maar zag haar nergens. Ik was wanhopig. Ik klampte voorbijgangers aan. Na een uur meldde één daarvan dat ze bij hun buren was, waar ze lekker had gegeten en met de kinderen van de familie aan het spelen was. Voor Amma was het mooi geweest. Het was 38 graden en ik gaf het plan op om deze vakantie tot Venetië te komen. Ik vroeg de weg naar Verona aan een pezige wielrenner, die zei dat ik achter hem aan moest fietsen. Na twee uur loodste hij me in de zinderende hitte Verona binnen. Daar eindigde deze fantastische, dwaze tocht middenin de avondspits.

Meer van Mergozzo

Verder vanaf Verona

Het smaakte naar meer. Twee jaar later ging ik met Amma en Aletta verder waar we gebleven waren: bij de Arena in Verona. De zomer was nog heter dan twee jaar ervoor, maar Amma liet me duidelijk merken dat ze er klaar voor was.

Als een koningin lag ze op haar vaste plek in de bakfiets met haar kop over de rand. Als ze aan mijn adem hoorde dat het zwaar werd, sprong ze zelf uit de fiets en rende ernaast. Tot ongenoegen van de Italianen en later tot vermaak van de Kroaten klauterde ze braaf in iedere fontein om af te koelen. Inmiddels was ik uit de kast gekomen bij mijn vriendin. Ik had de hele screening van de transgenderkliniek doorlopen en wachtte op de beslissing of ik mocht beginnen aan de lichamelijke veranderingen.

Amma is blij dat ze weer naast de fiets mag rennen

Na twee weken stond ik in de Julische Alpen in Slovenië toen de telefoon ging. Het was de arts van de VU. ‘Goedendag. We hebben het met het team besproken, en je mag door met je transitie’. Ik kreeg vleugels en koudwatervrees. Al die tijd had ik er naar uitgekeken om beide bizarre avonturen een vervolg te geven. Maar nu ik zover gekomen was, vond ik ze beide ineens doodeng, omdat ik niet wist wat er voor me lag.

Dolemieten

Vis en huwelijksaanzoek

Toch ging ik verder. Na een geweldige tocht door de Sloveense binnenlanden kwamen we uit in Zagreb. Daarna reden we het Oost-Kroatische platteland op. Vlak na twintig kilometer onverharde weg vol kiezels en kuilen gebeurde het onvermijdelijke: een klapband in the middle of nowhere zonder reserve buitenband. Pas twintig kilometer verder lag de eerste stad met een winkel waar ik een nieuwe band kon kopen. Over vijf uur gingen de winkels dicht, en de dag erna was het zondag. Ik begon met de fiets aan de hand te lopen, terwijl Amma naast me meedribbelde. Iets zei me dat dit vast weer een mooie ervaring zou worden.

In Zagreb op de foto voor de toeristen

Na twee kilometer lopen klonk ineens ‘Hé, tourist!’ vanachter de struiken. Een groepje Kroaten stond aan de Sava te kamperen, te vissen en te drinken. Ze kwamen om me heen staan, en ik vertelde wat er aan de hand was. Twee broers vroegen me of ze me konden helpen. Ik werd aan een lange tafel aan de zelf gevangen vis gezet, Amma kreeg ook een bord, en er kwam een huwelijksaanzoek van de aangeschoten kok Ivan. Hij moest eens weten… Ik ging bij Aletta kijken. De twee broers hadden de bakfiets al in de auto gezet. Een half uur later stond ik met de jongste broer, de fiets en Amma bij het gereserveerde appartementje in het stadje Šišak. De eigenaar kende me net vijf minuten, toen hij me met een rotgang naar de winkel reed om een nieuwe fietsband te kopen en legde hem er meteen op. We fietsten nog één dag tot bijna aan de Bosnische grens. Amma kon inmiddels niet alleen uit de rijdende bakfiets springen, maar ook erin. Ze had uit een dweilemmer, van de waterval en uit een brillenkoker leren drinken. Nu waren de grenzen van haar flexibiliteit bereikt. Haar hoofd zat vol, er kon niets meer bij en ze at niet meer. Ik zette de bakfiets in de trein, en reisde met Amma en Aletta naar een camping bij Venetië. Daar nam ik afscheid namen van Aletta la Bicicletta, die haar laatste reis naar Nederland zou maken. Pas toen at Amma weer.

Pont over de Sava

Dit artikel heeft in 2018 gestaan in Fietsplan, het tijdschrift van de Europafietsers.