Over witte bergen naar de Zwarte Zee

Het laatste stukje Turkije: Erzincan – Batumi

Uitzicht onderweg naar Kelkit

Met samengeknepen billen reed ik op 28 oktober weg uit Erzincan, het Pontisch gebergte in. Volgens de weersverwachting van de dag ervoor zou het de komende drie dagen goed blijven, net lang genoeg om twee dagen later over de bergen naar de Zwarte Zee te fietsen. Maar nu ineens werd voor de volgende dag regen en sneeuw voorspeld. Toch vertrokken we die dag naar Kelkit, voor een prachtige rit van negenhonderd meter omhoog, over een weg die ik bijna voor mezelf alleen had.

Dorpje in de bergen

We kwamen weer in een andere wereld die totaal verschilde van die van de week ervoor. Van het droge maanlandschap en de behoudende omgeving van Erzincan belandden we in een wereld met hoge bergen, met bossen en toeristenwinkels. En met minder terughoudendheid van de bewoners. In Kelkit kroop de man van de kebabzaak bijna bij me op schoot om me de vakantiefoto’s te laten zien van zijn trip naar Parijs.

Samen gitaar spelen

De volgende dag hing in het stadje een zee van rode vlaggen met witte manen en sterren. Het was de dag van de Turkse republiek. Helaas was het weer minder feestelijk, en de hele ochtend reden we door de regen en natte sneeuw. Na twintig kilometer stopten we bij een restaurant voor een kop dampende Turkse koffie. Ik rekende er al niet eens meer op dat ik met Amma naar binnen mocht, maar een lieve jongen deed open, knuffelde haar en zette haar binnen voor de warme kachel. Terwijl ik de koffie opslurpte, zag ik een gitaar aan de muur hangen. We speelden er allebei op en zongen erbij: hij in het Turks met warme handen, en ik in het Nederlands met nog half bevroren vingers. Onder flink protest trok ik Amma een fleecejack en regenjas aan, en reed verder door de regen. Die stopte gelukkig, maar het schitterende uitzicht bleef achter de wolken verborgen. Vlak voor het donker bereikten we Bayburt, waar we eerst in drie hotels werden weggestuurd. Wat was ik opgelucht dat de vierde poging slaagde. Slechts negen euro armer en een vriendelijke behandeling rijker stond ik vlak daarna wel een half uur lang onder een hete douche. Het was jammer dat we pas zo laat waren aangekomen, want Bayburt is een leuk stadje met een prachtig fort. Dat was in de middeleeuwen gebouwd om de handel op de Zijderoute te bewaken. Ik ging vroeg naar bed, om de volgende dag op tijd op te staan voor de zwaarste tocht tot nog toe: 1200 meter omhoog.

Fort Bayburt

Terwijl Bayburt nog in bed lag, reden we over een verlaten weg naar het Noorden. Gelukkig zou het droog blijven. Doordat het was opgeklaard, kon ik van het uitzicht genieten. Na dertig kilometer en op 1800 meter hoogte werd de weg zo steil dat Amma naast de fiets moest lopen. Na haar aanvaring met de kat had ik haar steeds gespaard, maar nu moest ze eraan geloven. Apetrots rende ze in haar rode jas met de staart omhoog naast de fiets, eerst in haar eentje, later samen met mij toen de hellingen te stijl werden om nog te blijven fietsen.

Amma naast de fiets

Na een kleine tien kilometer konden we op 2300 meter hoogte weer allebei op de fiets springen. Het ging geweldig, totdat de weg zich splitste. Vol ongeloof keek ik naar de pijl die naar Uzungöl wees: naar een pad van blubber. Even verderop begon de sneeuw, en we moesten nog bijna dertig kilometer. Dit kon toch niet waar zijn: zouden we het hele stuk naar Uzungol moeten lopen? Ik had erop gerekend dat de sneeuw van de dag ervoor gesmolten zou zijn op de nog warme grond. Dat viel nu vies tegen. Midden op de besneeuwde vlakte stopte ineens een truck met technici. ‘Deze weg is heel slecht. Wij komen de windmolens bovenop de berg vastzetten, want over twee uur steekt een storm op. Keer terug. Heb je eten bij je? Dan kun je verder. Zoek een beschutte plaats bij een dorp.’ Ik liep verder. Terwijl er meer besneeuwde kilometers tussen mij en de geasfalteerde weg achter ons bij kwamen, vroeg ik me voortdurend af of ik hier goed aan had gedaan. Na een uur zag ik hoe de wind de wolken boven de bergkam begon voort te jagen. Het duurde niet lang meer voordat de storm zou beginnen.

Ik kon het niet helpen verschrikkelijk van dit uitzicht te genieten

Het werd hoog tijd een plan te maken. Plan A werd een auto aanhouden, plan B op tijd de tent opzetten bij een dorp voordat ik werd overvallen door de storm. Maar de enige auto die voorbij kwam, was zo klein dat mijn fiets er vast niet in paste. Verder kwam er geen auto meer voorbij. Ik liep verder, tot bijna 2500 meter hoogte en nog 22 kilometer van Uzungol. Ineens kwam het kleine autootje weer aanrijden. De bestuurder wilde me eerste paar kilometer meenemen. Verder kon niet, daarvoor was de weg te gevaarlijk. Hij opende de kofferbak, waarin een groot geweer lag. ‘Je gaat me toch niet doodschieten hè’, zei ik in het Nederlands. Hij snapte het meteen. Gelukkig kon er nog gelachen worden. Samen propten we de fiets + bagage in de auto, waarna hij vol gas in de achteruit stoof, omhoog over de spekgladde weg, om te keren. Na acht kilometer stopte hij middenin de sneeuw. Hij gebaarde dat ik nu zelf verder moest. Een witte helling gaapte me aan. Maar ik was nu over de bergkam, en met een beetje geluk had ik hier minder last van de storm.

Haastige afdaling

Het uitzicht over de besneeuwde bergen was fenomenaal. Stel dat dit verkeerd af zou lopen? Vijf jaar geleden was ik op een tocht op de Chinees-Pakistaanse grens bij de oversteek van een rivier onderuit gegaan. Terwijl ik kopje onderging en de stroom me meesleurde, bedacht ik toen dat ik zou eindigen in een lichaam waar ik niet blij mee was. Gelukkig was ik enkele seconden later opgevist door een beresterke Canadees. In de jaren erna had ik niet alleen de kans gehad om het lichaam te krijgen dat ik wilde, ik wist nu dat ik deed waar ik al bijna veertig jaar lang van had gedroomd. Ik was niet bang meer voor een verkeerde afloop.

Uitzicht vanaf het dal bij Uzungöl op de berg waarover de dag ervóór waren gereisd

Ik keek naar de bejaarde teef die in het rode vest en de regenjas door de sneeuw liep. Die bracht me weer terug naar de realiteit. Alleen al voor haar wilde ik dit feest graag nog langer laten duren, ook voor mezelf trouwens. Geen moed der wanhoop dus, maar ik moest maken dat ik snel beneden kwam voordat de storm ons inhaalde en voordat de natte sneeuw opvroor. We hadden nog veertien kilometer te gaan, en nog duizend meter af te dalen. Rustig maar snel liep ik met grote passen naar beneden. Bij een verlaten dorp overwoog ik nog even de tent in de sneeuw op te zetten. Maar net toen ik achter een naaldboom stopte voor een plaspauze, zag ik Amma gespannen door de takken in de verte turen. Haar haren stonden recht overeind. Toen we weer verder gingen, zagen we een dier met een witte vacht langs het pad voor ons uit lopen. Het leek op een hond, maar het bewoog anders dan een hond. Ineens ging het van het pad af en verdween in de sneeuw, tussen de bomen. Amma’s haren stonden nog steeds overeind, terwijl ze zenuwachtig snoof. Na tien jaar samen reizen wist ik dat ze zo alleen reageerde op wild dat gevaarlijk voor haar was. Dit was geen hond geweest, maar een wolf. Vóór het donker moesten we de bergen en het bos uit zijn. Half rennend, half lopend legden we in twee uur tijd de laatste dertien kilometer naar Uzungöl af. Na 10 kilometer begon het asfalt eindelijk weer. Maar de gaten in het wegdek en de keien die op de weg waren gevallen, maakten fietsen te riskant in het donker. Bovendien was ik zo moe dat ik bijna van de fiets viel toen ik weer probeerde op te stappen..

Uzungöl

Aan het meer in het dal was het de volgende dag rustig, maar aan de wolken boven ons kon ik zien dat de storm nog niet was uitgeraasd. Na de hittegolf en de storm op Kreta en na de tocht door de sneeuw van de afgelopen dag had ik even geen zin meer in extreme weersomstandigheden. De twee dagen erna bleven we daarom in Uzungöl.

Ik spoelde de aangekoekte modder van mijn kleren, de hond en de fiets. Met een kont vol spierpijn stekkerden we als een paar oude bejaarden rond het meer, waar vooral Arabische en Turkse toeristen liepen. Amma genoot met volle teugen. Voor het eerst sinds drie maanden was er weer groen gras, waar ze op haar eigen tempo in mocht rollen en snuffelen. Als Uzungöl binnenkort onvindbaar is, is de kans groot dat het hele dorp in Ammas neusgat is verdwenen.

De reiskleren van Amma (links) en Eus (rechts)

Toen de storm na twee dagen ging liggen, vertrokken we op 2 november voor de laatste drie fietsdagen door Turkije. Met bewolking begonnen we aan de afdaling van elfhonderd meter naar de Zwarte Zee. Met iedere honderd meter werd het een graad warmer. Het weer was heerlijk, maar het weerzien met de zee ontluisterend. Langs het strand loopt een grote snelweg, die alle natuur heeft weggedrukt. Geen stille strandjes, zelfs niet eens drukke badplaatsen en strandtenten. Alleen een snelweg van honderden kilometers lang van Istanbul tot bijna aan de Georgische grens. Toch vond ik nog een plek voor Amma om te zwemmen en de zee dag te zeggen. We kwamen we aan in Rize. Nu viel daar alleen een beetje motregen, heel anders dan de afgelopen zomer. Terwijl bosbranden de bossen en huizen aan de zuidkust opvraten, hadden regenbuien toen de noordkust rond Rize gegeseld. In de omgeving waren zes doden gevallen.

Zwarte Zee

Rize is de kraamkamer van de Turkse thee en van Erdogan, en dat moesten we weten ook. Op levensgrote foto’s kijkt hij ons overal aan. Langs de snelweg wijst een richtingbord naar de universiteit die naar hem genoemd is. De pijl voor de Erdogan Universiteit wijst naar rechts, en de pijl naar links geert de binnenstad van Rize aan.

“Ga maar naar links”

Ik zette een foto van het bord op social media . ‘Ik zou maar naar links gaan als ik jou was’, kwam de reactie van een Turk die ik onderweg had leren kennen. Zelf had ik tot dan toe geen politieke uitspraken gedaan. Een aantal Turken met kritiek op de regering zitten inmiddels achter de tralies. Tijdens onze reis door Turkije zijn ook Nederlanders met Turkse roots opgepakt, die zich kritisch hadden uitgelaten. De volgende stap is de arrestatie van Nederlanders zonder Turkse roots, en daarvan wil ik niet nummer 1 zijn. Hoewel ik mijn mond houd, vertellen Turken mij zelf wel wat ze van hem vinden. Ik heb nog niemand ontmoet die positief is over de man. Toch is hij al vier keer gekozen. Als ik ze vraag hoe dat kan, is iedereen het unaniem eens: de verkiezingen zijn doorgestoken kaart.

Drie-op-een-rij, stray doggy style Rize

In een korte en T-shirt fietste ik de volgende dag naar Arhavi. Vier dagen ervoor hadden we nog in warme kleren door de sneeuw gelopen.

Ik keek naar de kille autoweg met grote basaltblokken langs de zee. Naïef hoopte ik dat de Turkse overheid ooit tot het besef zou komen dat ze de kust op een andere manier beter konden inrichten en de weg zouden verplaatsen. Dat ze de kust weer terug zouden geven aan de natuur, of desnoods aan de badhotels, terrassen en fastfood restaurants. Maar die hoop werd de bodem ingeslagen toen ik zag hoe naast de weg ijverig verder werd gebouwd aan oliedrums, electriciteitscentrales en stalen installaties.

Zwarte Zeekust

We eindigen vlak voor Arhavi bij een hutje achter de weg langs het strand. Ik had het adres op Warm Showers gevonden, omdat ik na twee weken van hotels zin had om de wind weer te horen waaien terwijl ik in slaap viel, en ‘s ochtends wilde ontbijten met koffie in het zonnetje. De hut was prachtig en de eigenaar was ontzettend vriendelijk. maar Amma moest buiten slapen in een hondenhok. Ik was bang dat ze daar in het donker in paniek zou uitbreken om mij te zoeken. Ik zag haar al angstig in de nacht midden op de weg om zich heen kijken, terwijl een auto ineens aan kwam rijden. Dat beeld zou nooit meer van mijn netvlies verdwijnen als het mis ging. Dat zou ik mezelf nooit vergeven. Terwijl de eerste regenspetters vielen, bedankte ik de man daarom en vertrok om in Arhavi een hotel te zoeken.

Wachten op de uitslag van de PCR test in Hopa

De volgende dag was een spannende dag: eerst een PCR test in Hopa en dan de grensoversteek naar Georgië. De problematische grensovergang van Griekenland naar Turkije lag meer dan twee maanden achter ons, maar zat nog vers in mijn geheugen. Toch wachtten we heel relaxed op een terras aan het strand op het resultaat. Met een negatieve uitslag stapte ik kwart voor drie op de fiets voor de laatste dertig kilometer naar de stad Batumi. Zelfs als ik het rustig aan zou doen, zou ik daar aan het eind van de middag aankomen. Maar het liep iets anders. Ik had het kunnen weten toen ik al vóór Hopa de kilometerslange rij zag met vrachtwagens uit Turkije, Georgië, Azerbeidzjan, Kazakhstan, Tajikistan en Iran. Aan de andere kant van Hopa ging die kilometerslange slang verder. In 2019 was die rij al twee kilometer lang, doordat aan de Georgische kant de grenscontroles lang duurden. Vlak nadat het land beterschap had beloofd, kwam Covid. Wie nu de grens over wil, moet niet alleen een paspoort bij zich hebben, maar ook een vaccinatiebewijs en een PCR test. Efficiency is geen hobby van de Georgische douane, die nu drie keer zoveel moet controleren, en dus was de slang van vrachtwagens tot tien kilometer gegroeid. Ik reed er in slalom omheen en ontweek deuren die niet oplettende vrachtwagenchauffeurs voor mijn neus opengooiden. Toch bereikte ik redelijk op tijd de grens. Tevreden constateerde ik dat er maar 1 touringcar en 1 Oostenrijkse auto voor me stonden. Vijf uur ‘s middags in Batumi moest ik nog makkelijk kunnen halen.

Lange rij met auto’s voor de grens

Maar we moesten langs drie controles. Per auto duurde ieder van die drie controles wel tien minuten. En dus stonden we bij elkaar ruim een uur achter de slagboom, terwijl ik gekke bekken trok naar de achteruitkijkspiegel van twee zenuwachtige Oostenrijkers voor ons, die hun auto en documenten binnenstebuiten moesten keren. In het schemerdonker reed ik verder. In het schemerdonker kon ik nog net opgelucht zien dat de asfaltweg langs de kust een rustige weg was geworden met hutjes en bomen langs het strand. Maar in datzelfde donker had ik moeite de scheuren en gaten in de weg te ontwijken. Het verkeer in Batumi was een nog grotere chaos dan in de gemiddelde Turkse stad. Pas om half 8 stapten we af, een maand nadat we Konya hadden bereikt, twee maanden nadat we in Istanbul waren aangekomen, en drie maanden nadat we in Tsóutsouros op Kreta waren begonnen.

Heerlijk, een bad

Ik vond dat we wat luxe en rust had verdiend. We kropen in een appartement, met een bad voor mij, en met de Zwarte Zee om de hoek voor Amma. Ik merkte hoe de spanning wegebde. Spanning over de sneeuw die in de bergen zou vallen. Spanning na de nieuwsberichten over de oplopende besmettingen, zorgen of de Georgische grens wel open zou blijven. Maar we hadden het gehaald. Batumi is een gekke, maar leuke stad waar we ons prima kunnen vermaken. De laatste vierhonderd kilometer voor de winterstop in Tbilisi kunnen we het rustig aan doen. Ook al moeten we vanwege het slechte weer een of twee weken binnen blijven, dan is dat niet erg. Ik heb nog genoeg te doen deze winter, en er zijn slechtere plekken op aarde om deze winterstop door te brengen.

Amma in de Zwarte Zee