Van de steppe naar het maanlandschap

Kayseri – Erzincan

Op maandag 18 oktober vertrokken we uit Kayseri. Eerst reden we nog even langs bij de dierenarts voor een laatste spuit met antibiotica. Ik vond het spannend: tot nog toe hadden we meestal het vooruitzicht gehad op een camping of hotel waar we konden slapen. Nu lag er vijfhonderd kilometer voor ons zonder campings, en ik had geen hotel kunnen reserveren waarin een hond welkom was. Zonder te weten wat me te wachten stond, gingen we op weg.

Winderige vlakte

Ondanks de tegenwind schoten we goed op. De vrachtwagenchauffeur die aan het eind van de dag voor ons stopte, dacht daar anders over. Hij had zo’n medelijden met ons dat hij ons wilde mee te nemen naar Sivas. Ik hoefde niet zo nodig een lift, maar het idee om met Amma in een Turkse vrachtwagen te zitten vond ik geweldig. Toch sloeg ik het aanbod af. Ik vond de steppes en het maanlandschap prachtig, en wilde die voor geen goud missen. ‘Ik vind het leuk om te fietsen!’ typte ik in op de telefoon. Omdat de chauffeur me toch iets wilde geven, kreeg ik een kop thee. Heerlijk, want uit het Noordoosten waaide een ijzige wind. Amma had ik onder haar deken ingestopt, toen ze lag te trillen in haar mand. Ineens kwamen we voorbij een motel, waar ik op goed geluk binnenstapte. Met een hond zou ik er vast niet in mogen, maar ik kon het altijd proberen. Voor 7 euro mochten we er slapen De douche moesten we delen met de rest van de gang, en onze kamer met een muis. Aan Amma had ik niks: toen ik haar eindelijk had wakker gemaakt om de muis weg te jagen, was die al vertrokken.

Vrachtwagenchauffeur die me een lift aanbood

Ook de dag erna waaide het. Vrienden die foto’s van me kregen, reageerden vol medelijden met de vraag hoe ik het uithield op die troosteloze vlaktes en in dit maanlandschap waar ik overheen moest. Maar ik vond dit maanlandschap prachtig en fascinerend. Met de ervaring van de vorige dag in het achterhoofd bedacht ik dat ik net zo goed weer kon proberen op goed geluk een hotel te vinden… alleen waren die nergens meer te bekennen. Pas na 75 kilometer kwam ik de eerste tegen in de stad Sivas. Ik was gesloopt en had het ijskoud. Die ochtend was ik vergeten mijn korte broek voor een lange om te ruilen. Blauwbekkend smeekte ik een lieve baliemedewerker met een paardestaart of hij me alsjeblieft ook met hond binnen wilde laten, omdat ik anders in het donker verder moest fietsen. Wijfelend ging hij akkoord, en een half uur later stond ik te stomen onder een hete douche terwijl Amma op het tapijt lag te rollen. In totaal hadden we die dag 115 kilometer afgelegd. Respect voor de fietsers die er tweehonderd per dag doen, voor mij was dit bijna het record.

Ik vind dit prachtig, misschien ben ik wel een maanmannetje dat op de verkeerde planeet geboren is

Sivas is een leuke plaats is met allemaal oude gebouwen uit het begin van de Seldsjoek tijd. Omdat we in één dag de afstand van twee reisdagen hadden afgelegd, trakteerde ik ons op een rustdag: een rondje sightseeing in Sivas voor mezelf en een lange wandeling voor Amma om te kijken of haar voorpoot genezen was. Ook bezochten we het cultureel centrum Madimak, waar in 1993 een Nederlandse studente omkwam omdat ze toevallig op een ongelukkig moment op die plek was. Het kwam ineens heel dichtbij. Net als ik studeerde ze ook antropologie, en ik had bij haar zus in de brugklas gezeten. Toen ik die belde, hoorde ik het hele verhaal, waar de media en de Nederlandse overheid nooit aandacht voor hebben gehad. Uit de berichtgeving op internet had ik nergens gelezen wat voor mens ze was geweest, het was een korte opsomming van feiten.

Voor de familie was het te pijnlijk om naar die plek terug te keren, voor de Nederlandse overheid teveel moeite. Om nog iets van menselijkheid te geven, ging ik op zoek naar een bloemist en naar de plaats waar het hotel was geweest, met de hulp van foto’s op internet. Geen idee of ik uiteindelijk de goede plek heb gevonden. Op de stoep voor een kebabzaak liet ik de bloemen achter.

Medresa in Sivas

De dag erna reden we naar Zara. Inmiddels was het gelukkig een stuk warmer dan de dagen ervoor. Badend in het zweet reed ik in lange broek en een vest de heuvels van het maanlandeschap over. Halverwege stopten we vlak voor het dorp Hafik bij een pompstation met picknickplaats om te lunchen. Een groepje kinderen kwam bij ons aan tafel zitten. Ze zagen er haveloos uit. Ik liep naar de plek waar ze vandaan gekomen waren: een klein kamp van witte tenten. Met grote ogen keken ze naar mijn eten, terwijl ik de ene na de andere boterham in mijn maag liet verdwijnen. Ik voelde me een volgevreten decadente westerling en verdeelde de worst en de chocola onder de kinderen en mezelf. Waarschijnlijk waren het vluchtelingen, maar omdat ze nog minder Turks spraken dan ik, kon ik niet achterhalen waar ze vandaan kwamen, alleen hoe ze heetten. Ik wist niet wat ik voor ze kon doen, behalve een kwartier vrolijkheid brengen op deze troosteloze vlakte waar ze moesten overleven. Ik liet Amma wat kunsten doen en leerde de kinderen hoe ze haar konden laten zitten, totdat een vrouw uit een van de tenten de kinderen bij zich riep. Later zocht ik er meer over op en las dat het een kamp voor Syrische vluchtelingen was – in een warm hotel waar ik met Amma welkom was.

Kind bij het kamp langs de autoweg

De dag erna reden we de bergen binnen. Ik was te laat om aan de beklimming van 600 meter te beginnen, dus stopten we vroeg in het dorpje Imranli. Het enige hotel in het dorp bleek een pension te zijn voor bouwvakkers, seizoensarbeiders en misschien ook wel asielzoekers. Mannen met beton- en verfspetters op hun kleren liepen de kamers in en uit. Af en toe zag ik een jongen met een Centraalziatisch uiterlijk de kamer in- en uit schieten: uit Afganistan? Oezbekistan?

Of ik mee wilde naar de voetbalwedstrijd

De kamer was waanzinnig smerig en stoffig. Met mijn stofallergie zou ik er binnen een dag een voorhoofdsholteontsteking of bronchitis aan overhouden als ik niet snel iets deed. Ik had spijt dat ik niet was gaan wildkamperen, maar na een flinke schoonmaakbeurt en hard zeuren om schoon beddegoed was ik toch redelijk tevreden. Ik ging met Amma het dorp in dat hier een stad heet. Imranli zag er arm uit, maar gezellig. We werden opvallend vaak aangesproken in het Engels of Duits, soms zelfs in het Nederlands. Door de slechte economische situatie wonen er veel mensen die als gastarbeiders in West Europa hebben gewerkt of daar op school hebben gezeten omdat hun ouders er werkten. Een paar jongens van ongeveer twaalf vroegen me in het Engels of ik met hen meewilde naar een voetbalwedstrijd, maar ik wilde Amma niet zo lang alleen laten. Uiteindelijk keerden we terug met een tas vol fruit die ik in de winkel niet mocht afrekenen van de groenteboer, en bier dat ik cadeau had gekregen van een man die in België werkte.

Hoogste punt van onze reis vanaf Noordoost Groningen

De volgende dag werd duidelijk dat ik er goed aan had gedaan om eerder af te stappen. De tocht naar Refahiye ging 700 meter omhoog en omlaag, en die had ik voor geen goud in het schemerdonker willen doen. We reden hetverder over de autoweg waar we al sinds Sivas op zaten. Gelukkig werd hier minder agressief gereden dan in West Turkije, en het was er minder druk. Nu maakte het prachtig asfalt plaats voor steeds meer scheuren en gaten, waarop we vanaf Imranli bijna de enigen waren. We zagen wilde dieren, die ik daarvoor niet had gezien: vossen, roofvogels en een das, helaas allemaal platgereden. We haalden de top van 2190 hoog. Nog nooit op onze reis vanaf Noordoost Groningen waren we zo hoog geweest. Tijdens de afdaling zag ik de natuur veranderen. Hier viel duidelijk meer regen, en aan de vrienden met medelijden stuurde ik ter geruststelling foto’s van de bossen aan de andere kant van de berg.

In Refahiye bleek onze hotelmagie ineens uitgewerkt: we waren nergens welkom. Pas bij het allerlaatste hotel in het dorp mochten we blijven, dat werd gerund door een oude gastarbeider uit Duitsland die meteen gek op Amma was. Gelukkig was die schoner dan de vorige, al moest ik wel de WC schoonmaken. Reikhalzend keek ik uit naar de volgende dag in Erzincan, waar we een warme, schone kamer hadden geboekt.

Even uitrusten totdat Amma vindt dat het genoeg is

Het leek erop dat moeder (mvx) natuur het beste voor de laatste dag had bewaard. Toen we die ochtend bij 2 graden boven 0 begonnen, was ik blij dat ik weer 600 meter omhoog mocht. Toen de zon alles weer een beetje had opgewarmd, stopte ik op een heuvel om eens goed van het uitzicht tegenieten, totdat ik bij defiets ineens een geluid hoorde. Amma vond dat het wel weer lang genoeg had geduurd en was in de mand gesprongen. De afgelopen maanden had ik me vaak zorgen gemaakt of deze reis lichamelijk en geestelijk niet te zwaar voor haar zou zijn. In Kroatië had ze vier jaar geleden na vier weken fietsen niets meer gegeten. Pas toen de reis afgelopen was, at ze weer. Nu leek ze door te hebben dat een groot deel van haar leven achterop de fiets plaatsvond, en ‘s ochtends stond ze vaak al ongeduldig bij de deur of bij de fiets te wachten totdat we eindelijk gingen.

Mister Malatya en zijn rode vrachtwagen

Honderdvijftig meter voor de top stond een knalrode vrachtwagen voor ons op de vluchtstrook. Op de bumper stond in grote gouden letters ‘Malatya Transport’. Ik had best in de richting van Malatya naar Zuidoost Turkije willen rijden, maar dat lag in Koerdisch gebied. Ik besloot de waarschuwingen daarover niet in de wind te slaan. Misschien vond ik het daarom extra leuk dat deze man naar ons zwaaide. ‘Hééé Mister Malatya!’, riep ik naar hem. Op zijn vrachtwagen lag een metershoge stapel wapeningshekken. De fiets kon daar volgens Mister Malatya wel bovenop. Of ik wilde meerijden naar Erzincan of Erzurum? Hij liep al naar de fiets om hem te pakken en was stomverbaasd dat dat niet hoefde. Pas toen hij om de fiets heen liep om in zijn auto te stappen, ontdekte hij Amma achterop. Snel dook hij de cabine van de rode vrachtwagen in en stond weer buiten met een enorme zak hondenvoer. Voordat er iets tegenin kon brengen, had hij de zak van meer dan 5 kilo al onder de snelbinders van het bagagerek vastgemaakt. Met nog 150 meter naar boven en daarna 1000 naar beneden zag ik het niet zitten het zware ding naar boven te rijden, maar ik vond het lullig om hem de hele zak terug te geven. De man keek blij toen ik één kilo in een plastic tas goot voordat ik de rest weer aan hem overhandigde. Hij deed nog één poging en liet me de sleepkabels zien die aan de vrachtwagen hingen: hij kon me ook vooruittrekken?

Afdaling naar Erzincan

Na het afscheid van Mister Malatya sprintte ik de laatste 150 meter naar boven en begon aan de afdaling van 1000 omlaag. Het uitzicht leek wel een videoclip van een band met een grote hoeveelheid drugs in de aderen. Aan de ene kant zagen we kale rotsen in rood, grijs, groen. Aan de andere kant stonden bomen in alle kleuren die de herfst ons te bieden had.

Vroeger droomde ik dat ik in het buitenland een verkeerslicht tegenkwam dat op blauw sprong. Dit is ook zoiets.

In het hotel in Erzincan lag een pakket uit Nederland op ons te wachten met nieuwe fietsbanden, reparatiespullen, een warm shirt en een binnenhoes voor de slaapzak, want door al het oponthoud zou ik langer moeten blijven doorfietsen, met temperaturen onder –5 in de bergen. Mijn oude klasgenoot van de cursus Chinees, Angelique, had aangeboden spullen uit Nederland mee te nemen als ze naar Turkije op vakantie zou gaan. Andere vrienden hadden alle spullen naar haar gebracht, en in Antalya had ze ze aan Hüseyin gegeven, die ik op de Sufi Trail had ontmoet. Hij had voor de verzending naar Erzincan gezorgd. Het voelde alsof de wereld waar ik vandaan kwam en de wereld waar ik nu in leefde, even bij elkaar kwamen.

Pakket met spullen uit Nederland

De volgende dag werd zichtbaar duidelijk waarom we niet voor niets zo hard waren doorgereden: sneeuw op de toppen van de bergen buiten de stad. Erzincan is ongeveer half zo groot als Almere. Het is er ook half zo gezellig als in Almere. Vroeger was het net zo internationaal georiënteerd als Almere, met veel Armeniërs, Europeanen en Amerikanen. Daar is bijna niemand meer van over. De Armeense bevolking is in de Eerste Wereldoorlog gevlucht of vermoord. De buitenlanders zijn vertrokken. Daarna is de stad in zichzelf gekeerd. Erzincan is ook ongeveer net zo oud als Almere. De aardbeving van 1932 heeft zoveel verwoest dat niemand de moeite heeft genomen de stad weer overeind te zetten. In plaats daarvan is iets verderop een nieuwe stad neergezet, met brede boulevards en moderne huizen zonder levendig centrum. Een conservatieve stad, waarin veel vrouwen met hoofddoeken en chadors lopen, en weinig uitgaansplekken. Toch is van de internationale sfeer nog iets terug te vinden: een Engels en een Amerikaans cultureel centrum. Hier en daar lopen jongens op kistjes. ‘s Avonds zitten ze in het donker met de meiden in het park te roken. Overdag nodigen twee mannen me uit om gezellig een biertje te drinken.

Toch vind ik het hier niet verkeerd. Amma vermaakt zich prima in het park, en de lucht is schoon. Ook lijken de mensen wat zachtaardiger dan in het westen, al maken ze minder makkelijk contact. De komende dagen wordt het spannend. Waarschijnlijk lukt het ons net niet de regen, de wind en de sneeuw voor te blijven, als we tot bijna 2500 meter hoogte gaan, over de bergen naar de Zwarte Zee.

Besneeuwde bergen bij Erzincan