Op 24 september begonnen we vanaf Eskeşehir aan het tweede deel van de Sufi Trail. Ik voelde me niet helemaal topfit. De laatste kilometers naar Eskeşehir was ik in mijn bezwete bovenlijf met de rits van mijn shirt open naar beneden gesuisd. Bij temperaturen boven de dertig was dat in de zomer geen probleem geweest. Bij minder dan twintig graden bleek het geen goed idee, want we zaten op grotere hoogte, en de herfst was begonnen.
Fit of niet, ik wilde verder, want na drie dagen voelde ik me opgesloten in het hotel. Het werd een heftige tocht, voor mij en voor Amma. Van de eerste twee dagen van Eskeşehir naar Çukurca was een groot stuk onverhardi. Omdat ikzelf bovendien niet helemaal in orde was, betekende dat voor Amma veel lopen. Maar het was ontzettend de moeite waard. We reden over een hoogvlakte, en paar kilometer gingen door een marmergroeve. Ik besloot het nuttige met het aangename te combineren. Als je buik dan toch niet helemaal in orde is en er is marmer in de buurt, dan moet je natuurlijk wel even in het wild op dat marmer gaan zitten.
In het schemerdonker bereikten we het dorp Seyitgazi, waar ik bij een piepklein restaurantje in een achterafstraatje eindelijk een echte, lekkere Turkse maaltijd at. Culinair ben ik een Turk die in de verkeerde wieg geboren is. Omdat ik gek ben op Turks eten en Zwolle geen fatsoenlijk Turks restaurant heeft, heb ik zelf Turks leren koken, en had ernaar uit gekeken om de kookkunsten in Turkije met de mijne te vergelijken. Maar tot nog toe had ik hier behalve kebabs en köftes weinig van de echte Turkse keuken gegeten. In dit piepkleine achteraf restaurantje werd dat gemis een beetje goedgemaakt.. Na de maaltijd brachten de eigenaars me naar de camping, waar ik in het donker de tent opzette. In de slaapzak kroop ik dicht tegen Amma aan, bij een temperatuur van vlak boven het vriespunt.
De volgende ochtend stookte ik het vuur op dat een groep Turkse studenten de nacht ervoor had achtergelaten. Nog steeds geen asfalt vandaag, wel werk in uitvoering. Vrachtwagens reden voortdurend af en aan met bakken vol grind die ze over de weg uitstortten. Na vijftien kilometer stopten we bij een bouwkeet in het dorpje Saricaylas, waar ik theedronk met de vrachtwagenchauffeurs. Ze vroegen me de hemd van het lijf. Of ik ook Corona gehad had, en of ik al gevaccineerd was. ‘Wij allemaal wel!’ zei eentje trots, met Biontech en Sinovac. Ze waren allemaal superblij dat het nu eindelijk gebeurd was, en net als veel Turken wilde hij meteen weten welk vaccin in mijn arm gespoten was. Een chauffeur wees naar drie collega’s: ‘Zij hebben Corona gehad’. De drie mannen keken een beetje sneu, maar ik wist niet waarom. Na een half uur stapten de chauffeurs weer in hun ronkende vrachtwagens met stenen en reden in een optocht weg. Dew twee die achterbleven om de spullen op te ruimen, boden me aan om de fiets achterin hun vrachtwagentje te zetten. Ze brachten me graag naar Cukurça. Maar de tocht door het dennenbos was prachtig, en met nog maar vijftien kilometer te gaan sloeg ik het aanbod af. ‘Misschien krijg ik straks wel hartstikke spijt’. Toen ik zag dat Amma grote moeite had om vooruit te komen, kreeg ik inderdaad bedenkingen. Snel zette ik haar vlak daarna in de afdaling door een gebied vol rotsen achterop.
We eindigden op de Turkse hoeve Midas Han, die door een Nederlandse archeoloog is opgeknapt, op een Bed en Breakfast met camping. In een schattig klein huisje met één kamer mocht ik met Amma slapen. ‘Hé, jou ken ik!’, hoorde ik ineens achter me. Toen ik me omdraaide, zag ik een bekend gezicht. Het was Hüseyin, die de Sufi Trail wandelde, en die ik tot nog toe alleen op de Facebookgroep van het Sufitrail had gezien. Een heel leuke kerel, met wie ik samen gegeten heb.
De volgende ochtend ging hij er alweer vandoor, en ik bleef nog twee dagen achter om van deze plek te genieten. Samen met Amma maakte ik een schitterende wandeling naar het oude Phrygische fort Doğanli Kale en de tombe van Gekkaya.
Ik was nu op de helft van het Sufipad van Istanbul naar Konya. Ik had de twee rustdagen in Midas Han gebruikt om de balans op te maken. Het was enorm zwaar, en ik merkte dat het afleggen van lange stukken naast de fiets voor Amma soms te heftig was. ‘s Ochtends kreeg ik een bericht van de auteurs van de Sufi Trail fietsgids dat ik het komende stuk over gravel beter kon afsnijden via de geasfalteerde weg. Ik haalde opgelucht adem. Het was een bevestiging van iets wat ik zelf ook aanvoelde: ik was geen sukkel die met een te zware fiets en een hond voortploeterde op een stuk land waar die niks te zoeken had. We moesten nog een flink stuk tot aan de Turkse oostgrens voordat de winter viel, en het was OK om de eisen aan mezelf soms naar beneden bij te stellen. Opgelucht reed ik verder langs de oude Phrygische hoofdstad Han, waar koning Midas had gewoond,. De koning was zo dom dat hij op een dag wakker was geworden met twee ezelsoren op zijn hoofd. We reden door tot het laatste dorpje voor Emirdağ, waar ik vroeg om toestemming om de tent op te zetten.
Ineens stopte een auto waar knetterharde muziek uit kwam. Er zaten drie mannen in, die er nogal ruig uit zagen. Een ervan zat onder de tatoeages. ‘Daar is ons oude café. Daar kun je slapen. Het is er wel vies, dus je moet er een beetje schoonmaken’. Nou en of. Om niet ter plekke te overlijden aan een aanval van stofallergie, haalde ik er flink de bezem doorheen en maakte van een kamertje achter de bar een fijne slaapplaats voor ons. Ineens stond er een boze man voor mijn neus die tegen me begon te schreeuwen. Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik spreek geen Turks’, typte ik in mijn telefoon. ‘Ook al schreeuwt u nog zo hard, daar ga ik het niet beter van begrijpen’, tikte ik verder. Ik legde hem uit dat ik toestemming had het café te gebruiken, en verongelijkt taaide hij af. Snel douchte ik me na het schoonmaakwerk met de waterslang waarmee ik het toilet moest doorspoelen. Vlak daarna stond de boze man ineens weer voor me. Ik herkende hem bijna niet meer. Hij bleek Frans te spreken, was de vriendelijkheid zelf en had een broodje en wat drinken bij zich voor mij. Samen tilden we een cafétafel naar mijn slaapkamer en gingen even zitten om wat te kletsen. Hij had in Brussel gewerkt en was hier even op vakantie. Na een half uur ging hij weer weg en liet me stomverbaasd achter.
De volgende dag verliet ik met een beginnende neusholte-ontsteking de stoffige kroeg. Ik haalde Hüseyin in, die inmiddels tot Emirdağ was gelopen. Na een korte stop gingen we allebei weer snel verder. Ik vond het jammer dat ik hem niet nog iets langer gesproken had. We reden door naar de stad Bolvadin, waar ik voor een tientje met Amma in een kamer mocht met een lekkende wc en een natte vloer. Maar dolblij sprong ik onder de warme douche en sloeg het aanbod van de vriend van de hoteleigenaar af om een vrouw voor me te bestellen. Nu ik de wereld van de mannen was binnengetreden, hoorde dat er blijkbaar ook bij. Later hoorde ik dat prostitutie in Turkije niet legaal is, maar als je toch betaalde seks wilt, ga je naar een hotel waar ze een prostituee voor je regelen. Ik had in twee hotels al uitbundige kreten gehoord die horen bij het oudste gezelschapsspel ter wereld. Ineens viel het kwartje.`
Inmiddels schoot het lekker op. Het einde van de Sufi Trail kwam in zicht: nog vier dagen tot Konya. Doordat ik Amma bij me had, was ik nog weinig moskees en musea binnengeweest.. Daar kwam verandering in toen ik bij Ramazan logeerde, een van de mensen uit het Sufi netwerk. Ramazan is een Duitser met Duitse en Turkse roots, die in een dorpje vlak voor Akşehir bezig was zijn huis af te bouwen. Ik legde mijn slaapzak op de grond, sprong snel onder de koude douche en liet me door Ramazan overhalen een dagje extra te blijven, zodat hij me Akşehir kon laten zien.
Terwijl Amma in het huis van Ramazan de tas met mijn lunchpakket plunderde, leidde die me langs alle verborgen plaatsen in de stad, waar zijn moeder vandaan kwam. We waren heel verschillend. Maar achter een kop koffie bleken we veel overeenkomsten en dezelfde uitdagingen te hebben: hij tussen de Duitse en Turkse cultuur en ik tussen man en vrouw. Ramazan liet me zien hoe de Sufis hadden geprobeerd het beste te halen uit alle culturen waarmee ze in aanraking kwamen. Ze hadden Griekse wetenschappers uitgenodigd in Akşehir. Hij liet me de oude, Griekse stenen zien die nu in de moskeeën en tombes waren verwerkt. Een archeoloog of oudheidskundige zal dat misschien niet netjes vinden, maar de Roomse pauzen hebben precies hetzelfde gedaan. Heel Rome staat vol triomfpoorten en kerken die ze hebben laten maken van geroofd marmer uit gebouwen uit de oudheid. Hier in Akşehir komen ze er in elk geval eerlijk voor uit en laten ze trots zien hoe ze het beste uit alle culturen verenigen.
De volgende dag namen we afscheid van Ramazan en begonnen aan het laatste stuk van de Sufi Trail. Na een lekke band in Akşehir reden we ‘s middags een bruiloft binnen, waar ik aan tafel werd gezet om mee te eten met de bruiloftslunch. Ik werd streng toegesproken door de violist van de band dat ik met rechts mijn lepel moest vasthouden, Daarna trakteerden hij en de pianist me op een concert. Het aanbod om mee te dansen sloeg ik af, want het werd al enorm laat.
In Doğanishar nodigden twee jongens van 19 en 17 met uit voor een kop thee. Eigenlijk had ik helemaal geen tijd. Het was al vijf uur, en ik moest nog vijftien kilometer. Maar ik vond het zo leuk dat ik me liet overhalen. De een was middelbare scholier en de andere kapper. In het donker bereikten we daarna het dorp Balki, waar ik op goed geluk een heuvel uitkoos om de tent op te zetten. Ik hoopte dat ik ‘s nachts of de volgende dag niet tot de ontdekking zou komen dat ik op een verschrikkelijke plek stond. Gelukkig was dat niet zo. Het was prachtig, maar we bleken wel op de doorgaande route van alle schapenkuddes uit het dorp te staan. De herders hadden de grootste moeite te voorkomen dat de nieuwsgierige schapen mijn tent plat liepen. Aan Amma had ik helemaal niets. Een poging ooit een cursus schapendrijven met haar te doen strandde na één les bij het dringende advies om te stoppen. Amma was totaal ongeschikt door een gebrek aan interesse een ander dier haar wil op te leggen.
Vrij simpel zijn we die dag naar het hoogste punt van de Sufi Trail gereden, op 1.665 meter hoogte. Het voelde als een overwinning. Het was enorm zwaar geweest, en ik had me soms zorgen gemaakt of het wel een goed idee was geweest deze tocht door Turkije aan te gaan. Nu wist ik dat ik dit kon. Ik draaide mijn hand er niet meer voor om om te wildkamperen, om mijn eigen water uit de bron in het dorp te halen en te filteren, en om niet te weten waar ik die nacht zou slapen. Doordat ik inmiddels wist wat ik aan mezelf en Amma had, had ik er meer vertrouwen in. Ik merkte dat dat Amma rustiger maakte en vertrouwen gaf. We waren klaar voor het volgende stuk na Konya.
Die nacht sliepen we in de vrieskou in de tuin van de neven Ali en Ali, die in Konya wonen. Een van de Ali’s liet me achter met een tas vol tomaten en verse walnoten, die ik bij de appels stopte die een man me onderweg cadeau had gedaan. De voorraad geschonken groenten en fruit werd zo groot dat er bijna niet tegenop viel te koken.
Voor de laatste keer op de Sufi Trail pakte ik de tent in en reed naar het prachtige dorp Küçükmuhsevine. Vanaf dat dorp ging een groot deel van het laatste stuk naar Konya over een onverharde weg. Daarover zou ik weer 400 meter moeten stijgen. Amma zou een groot stuk naast de fiets moeten lopen. In plaats daarvan legde ik daarom de laatste twintig kilometer naar Konya over de snelweg af. We nestelden ons in een heerlijk hotel vlak achter het historisch centrum. Het was dierendag. Voor Amma kocht ik een lekker bot in de dierenwinkel. Voor het eerst sinds een week sliepen we weer in een bed en stond ik onder een warme douche. Als alle gewassen kleren weer zijn opgedroogd, de kapotte spullen zijn gerepareerd, de vieze spullen weer schoon zijn en alle sightseeing is gedaan, gaan we over een paar dagen weer verder naar Kayseri.
Ik moet de Sufi Trail nog even laten landen. Het is meer dan de 7 andere routes die ik hiervoor van Luxemburg tot Istanbul heb gefietst. Een weg die verbinding zoekt, een die over grenzen heen gaat. Een die meer te maken heeft met die andere reis die ik afleg.